De man met het bruine koffertje
Paul Fornerod (1895-1954)

11 november 2016
Paulus Alexander Adolphe Fornerod werd op 13 december 1895 in Semarang, op de noordkust van Midden-Java, geboren. Techniek fascineerde hem van jongs af aan, treinen in het bijzonder. Hij werd commies bij de Staatsspoorwegen in Gombong, honderdvijftig kilometer zuidwestelijk van Semarang. Algauw werd Fornerod er stationschef. Nieuwe promotie volgde snel: in 1920 werd hij stationschef in Bandoeng, hoofdstad van West-Java. Men kon hem bijna uittekenen met een bruin, leren koffertje. Precies en systematisch als Fornerod was, wilde hij de papieren voor zijn werk altijd bij de hand hebben. Rond 1930 werd Tasikmalaja zijn nieuwe standplaats, negentig kilometer ten zuidoosten van Bandoeng. Van het West-Javaanse binnenland voerde Fornerods weg vervolgens naar Manggarai, het grootste station van Batavia. Later kreeg hij de supervisie over het spoorwegnet van heel West-Java.
    Inmiddels telde Fornerods gezin drie zonen. De twee oudsten vertrokken in 1938 voor hun opleiding naar Nederland. Eind 1939 werd het gezin weer herenigd toen Fornerod, samen met zijn vrouw en jongste zoon, voor zes maanden verlof in Nederland arriveerde. Het bruine koffertje ging ook mee, nu gevuld met reisdocumenten. Het gezin trok in bij Fornerods schoonouders aan de Stadhouderslaan in Rotterdam. De terugkeer stond voor 14 mei 1940 gepland, maar de Duitse inval doorkruiste de reis. Op die veertiende mei gingen de Fornerods niet scheep, maar waren ze getuigen van het bombardement van Rotterdam. De binnenstad werd in de as gelegd, achthonderd mensen verloren het leven. Het huis aan de Stadhouderslaan, vlakbij Blijdorp, bleef gespaard.
    Twee maanden later, 19 juli 1940, staat de Sicherheitspolizei op de stoep. Paul Fornerod wordt verhaftet, als vergelding voor de internering van 2800 Rijks-Duitsers in Nederlands-Indië. Samen met 230 lotgenoten, vrijwel allemaal verlofgangers, wordt Fornerod naar Buchenwald afgevoerd. In zijn bruine koffertje zitten nu wat haastig bij elkaar gezochte kleren en toiletartikelen. In oktober 1940 worden nog eens 119 ‘Indische gijzelaars’ in het Duitse kamp opgesloten: geen verlofgangers, maar vooraanstaande Nederlanders, onder wie de latere premier Willem Drees. De gijzelaars weten zich verzekerd van de voortdurende aandacht van het Rode Kruis dat voedselpakketten stuurt. De duizenden ‘echte’ gevangenen (Häftlinge) die Buchenwald telt zijn meer te beklagen. Maar de winter van 1940 op 1941 is streng. In januari vriest het meer dan twintig graden. Dertien gijzelaars zullen sterven.
    De doodsberichten laten ook de Duitse autoriteiten niet onberoerd. Naarstig wordt naar een beter onderkomen gezocht, dichterbij huis. In november 1941 worden de Indische gijzelaars naar het Noord-Brabantse Haaren overgebracht, waar het grootseminarie twee maanden eerder door de Duitsers is gevorderd. De gijzelaars wanen zich bijkans in het paradijs. ‘Wir haben es hier nun sehr gut,’ schrijft Paul Fornerod op 17 november 1941 aan zijn vrouw. Het gebouw is schoon, de kamers hebben centrale verwarming, de omliggende tuin is groot. Fornerod, die goed altviool speelt, is lid van het kamporkest. De bekende violist Jo Juda, die na de oorlog eerste concertmeester van het Concertgebouworkest zou worden, speelt ook mee.

Het kamporkest in Haaren. Paul Fornerod zit op tweede rij, eerste van links. Jo Juda zit op de eerste rij, eerste van links
    In maart 1942 wordt ‘ons Indië’ ook bezet gebied. De Japanse zege betekent niet het einde van de internering van de Rijks-Duitsers. Ze zijn twee maanden eerder, na de Japanse aanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor, naar Brits-Indië overgebracht. Ook in Nederland blijven de Indische gijzelaars vastzitten. In mei 1942 worden ze verplaatst naar het kleinseminarie Beekvliet in het naburige Sint-Michielsgestel dat ook 450 ‘preventiegijzelaars' (präventiv-Geiseln) herbergt. In geval van een aanslag, sabotagedaad of welke andere tegen Duits lijf en goed gerichte handeling dan ook, zal een aantal van hen, als represaille, worden doodgeschoten. Op 15 augustus 1942 worden drie van hen, nadat in Rotterdam een aanslag op een trein van de Wehrmacht is gepleegd, in de bossen bij Goirle gefusilleerd. Twee maanden later staat opnieuw een Gestelse gijzelaar voor het vuurpeloton, als vergelding van sabotageacties in Twente.
    Eind oktober 1942 verhuizen de Indische gijzelaar naar jongensinternaat De Ruwenberg, ook in Gestel. Af en toe wordt een gijzelaar vrijgelaten, meestal om gezondheidsredenen, maar Fornerod behoort niet tot de gelukkigen. Op 6 september 1944, wanneer de Duitse nederlaag een kwestie van dagen lijkt, wordt De Ruwenberg ontruimd en belandt Fornerod in kamp Vught. Elf dagen later wordt ook Vught ontruimd en is Fornerod vrij man.
    Zijn gezin woont inmiddels in Ede. Fornerod weet bij de Schutzpolizei de juiste papieren te bemachtigen om de linies te kunnen passeren en begint aan een voettocht noordwaarts. Het bruine koffertje gaat weer mee op reis. Britse troepen houden hem tegen en raden hem de tocht af, maar hij zet door en slaagt erin de grote rivieren over te steken. Met het bruine, leren koffertje in zijn hand bereikt hij Ede. Zijn vrouw en drie zonen wonen er aan de Zuider Parallelweg, langs het spoor. Op 17 april 1945 ziet het gezin de Canadezen binnentrekken. Het zal niet meer naar Indië terugkeren. Fornerod gaat in Ede als gemeenteambtenaar aan de slag, maar hij moet al na een paar jaar zijn werkzaamheden staken wegens gezondheidsproblemen. Hij overlijdt in 1954, op 58-jarige leeftijd.

Bronnen
W.P. Fornerod en R. Fornerod-Booy, Van Harderwijk naar Delft: een familiegeschiedenis
(Delft 2007)
Familiearchief-Fornerod

> Jo Juda, violist in voortdurende angst
> Willem Wagenaar, een gijzelaar en zijn zoon
> Anton Constandse, vrijdenker in gevangenschap
> Cor Pijl en zwarte zaterdag 15 augustus 1942
> De vijftien doden van 16 oktober 1942: het verhaal van gijzelaar Hein Vrind
Bak schrijft !     |     Historicus, schrijver en redacteur Peter Bak