Het gehele Zaterdag-katern was op 8 augustus 1994 aan ‘de 23 van Trouw’ gewijd. Peter Bak beschreef daarin de arrestatiegolf die Trouw van september 1943 tot de zomer van 1944 teisterde. Uiteindelijk hadden de Duitsers rond de veertig medewerkers in handen. Op de angst en de schrik van de arrestaties volgde in augustus 1944 het afschuwelijke dilemma van het ultimatum, dat een halve eeuw later geen ultimatum bleek te zijn geweest. Stationsplein ‘Wie is Freek?’ – die vraag moet de drie als een klap in het gezicht hebben getroffen. De Trouw-verspreiders Arie Speelman, Eik Speelman en Kees Streef stonden op 27 september 1943 op het Utrechtse Stationsplein te wachten op Kees de Graaff, provinciaal verspreider in Zeeland, met wie ze naar een vergadering in Drenthe zouden reizen. Streef merkte dat ze door iemand nauwlettend in de gaten werden gehouden. ‘Doorlopen’, gebood hij de neven Speelman, ‘hier is het niet veilig’. Maar er was geen ontkomen meer aan. Bij de hoofdingang van het station werden ze door twee agenten van de Sicherheitsdienst (SD) gearresteerd. ‘Wie is Freek?’, vroeg een van hen meteen. Die vraag maakte de drie op slag duidelijk dat hun arrestatie geen toevalstreffer was. ‘Freek’ was in de kring van Trouw de schuilnaam van Eik Speelman. ‘Wie is Kees?’, was de volgende vraag van de SD’er. En hij bedoelde niet Kees de Graaff, op wie de drie stonden te wachten want die was zes dagen Met een revolver worden gearresteerd
betekende de doodstraf eerder, op 21 september, al gearresteerd.
De drie Trouw-verspreiders werden direct op het Stationsplein
gefouilleerd. Streef bleek exemplaren van Trouw en een cliché van
een karikatuur van Hitler bij zich te hebben. Arie Speelman had een grote
som geld op zak. Uit de aktetas die Eik Speelman droeg, kwam een revolver
tevoorschijn – een dergelijke vondst betekende zo goed als zeker de doodstraf. Nadat de drie in de boeien waren geslagen, ging het te voet richting het Jaarbeursrestaurant. Op de brug voor het restaurant zetten de aan elkaar geboeide Eik Speelman en Kees Streef het op een lopen. Ver kwamen ze niet, want de SD’ers openden het vuur. Streef werd door meerdere kogels geraakt en kon niet verder. Arie Speelman, die in de ontstane consternatie ook de benen had genomen, bleef buiten schot en ontkwam. Streef en Eik Speelman werden vervolgens met harde hand naar het politiebureau aan de Oudegracht gevoerd. Bij nadere fouillering werden op Streef nog eens vijf distributie-inlegvellen en gegevens over de financiële ondersteuning van Trouw gevonden. Daarna zakte hij in elkaar – een van de kogels was in zijn long terechtgekomen – en werd hij naar het Stadsacademisch Ziekenhuis vervoerd. Eik Speelman bleek ook gewond te zijn geraakt – een kogel was door zijn voet gegaan. Na op het politiebureau te zijn verbonden, werd hij naar de SD-Polizeigefängnis in Haaren overgebracht.
De schrik in de kring van Trouw was groot. Streef en Speelman wisten veel, héél veel. Wat zouden ze tijdens verhoor moeten prijsgeven? Wie liep gevaar? En waar werden ze vastgehouden? Er was op ze geschoten – waren ze gewond geraakt en in een ziekenhuis opgenomen? Konden ze daaruit worden bevrijd? Streef lukte het via een uit het ziekenhuis gesmokkeld briefje te laten waar hij was te vinden. Hij maakte ook duidelijk dat snel actie moest worden ondernomen: ‘Hier beter worden is sterven’. Trouw vroeg de hulp van Leendert Valstar, leider van de Westlandse Knokploeg. Terwijl Valstar koortsachtig werkte aan een bevrijdingsplan, kwam het bericht dat Streef naar het Kriegslazarett in Den Bosch was overgebracht. De Trouw-verspreiders Roel van Baarle en Frits Vogel legden contact met een verpleegster, die hen aan een plattegrond van de arrrestantenafdeling hielp. Valstar ging opnieuw aan de slag, geassisteerd door zijn rechterhand Piet de Beer. Hun eerste bevrijdingspoging in de nacht van 14 op 15 oktober 1943 faalde – de ladder was te kort. De volgende nacht lukte het wel, al kostte het Streef heel wat pijn en moeite om vanuit zijn kamerraam op de trap te komen. Met een klaarstaande vluchtauto werd hij vliegensvlug naar een schuiladres gebracht. Het bericht van Streefs spectaculaire bevrijding werd in de Trouw-kring ogenblikkelijk overstemd door nieuwe jobstijdingen. Douwe Werkman, wiens evangelische boekhandel aan de Oudegracht in Utrecht een contactadres van Trouw was, bleek op 15 oktober te zijn gearresteerd. Vier dagen later werd Frits Vogel gegrepen. De Brabantse verspreider Nies den Engelsen viel op 23 oktober in Duitse handen. Dat in een maand tijd zeven verspreiders waren gepakt, liet geen twijfel meer dat de Duitsers Trouw in de peiling hadden. Volgens Elbert van Ruller, die samen met dr. J.A.H.J.S. Bruins Slot en dr. Gesina van der Molen de redactie van Trouw vormde, werd onder verspreiders wel eens spottend gezegd: ‘Er is maar één man in het land die de Trouw-groep kent, die ene is ... Gottschalk.’ Erich ‘Er is maar één man in het land die de Trouw-groep kent...’
Gottschalk was Kriminalsekretär bij de SD-Aussenstelle in Den
Bosch en speciaal belast met de opsporing van het ‘Hetzschrift Trouw’. Begin september
1943 had hij met het oppakken van bijna de gehele Zeeuwse LO-top een aantal Trouw-
verspreiders in handen gekregen. Een van hen was doorgeslagen en had hem op het spoor van
Kees de Graaff gezet. Diens spoor had Gottschalk naar het Utrechtse Stationsplein gevoerd –
en vandaar verder ...
Op 23 december 1943 overviel de SD het Trouw-hoofdkwartier aan de Ruysdaelstraat en arresteerde bijna de hele hoofdstedelijke verspreiderstop. De nasleep maakte de klap nog groter. Via via bereikte Trouw een briefje van Wiet Dijkman, de leider van de Amsterdamse groep, die bij zijn arrestatie was neergeschoten. Hij liet weten in het Wilhelmina Gasthuis te zijn opgenomen. Hij lag op afdeling 1, in het bewaakte Luftwaffe-lazarett. ‘Kans om zelf te ontvluchten heb ik niet’, aldus het briefje. ‘Hulp moet van buitenaf komen en de mogelijkheden zijn vele.’ Hulp kwam er van Zaanse KP’ers. Op 30 december stonden ze bij de ingang aan de 1e Constantijn Huygensstraat klaar om naar binnen te gaan, toen uit de poort een personenwagen kwam rijden waar Dijkman in zat. Een verrader binnen de KP had de SD getipt, die niet aarzelde en Dijkman onmiddellijk naar het Kriegslazarett in Den Bosch vervoerde. Daaruit een gevangene halen was zo goed als onmogelijk geworden. Na de spectaculaire bevrijding van Kees Streef was de bewaking drastisch verscherpt en al het Nederlandse personeel overgeplaatst.
Na twee weken in het Bossche Kriegslazarett te zijn verpleegd, werd Dijkman naar de Polizeigefängnis in Haaren overgebracht. Hij moest nog regelmatig in de ziekenzaal behandeld worden, wat hem de kans gaf een briefje naar buiten te laten smokkelen. ‘Als Theo en Wim gepakt zijn, kan proces beginnen’, waarschuwde Dijkman. ‘Wim’ was Wim Speelman, de drijvende kracht achter de verspreiding van Trouw. ‘Theo’ was een schuilnaam van Jan van der Laan, provinciaal verspreider in Zuid-Holland. Ondanks Dijkmans waarschuwing werd Van der Laan korte tijd later, op 17 februari 1944, gearresteerd. De manier waarop riep vragen op. Fietsend op de Schiedamse kade in Rotterdam zou een auto naast hem zijn gaan rijden. Even verderop stopte de auto en stapten SD-agenten uit, die Van der Laan tot staan brachten en arresteerden. Was hij vanuit de auto aangewezen? Ruim een week na Van der Laans arrestatie arriveerde opnieuw een clandestien Haarens briefje. ‘Freek heeft een zeer slechte naam in Haaren’, schreef Lodewijk van Duuren, een van de Amsterdamse verspreiders die op 23 december waren gepakt. ‘Ondanks het feit dat hij al enkele keren heeft gepoogd uit te breken, wordt hij beschouwd als de grote verrader en de oorzaak van tezamen 100 arrestaties van T.[rouw].’ Het bericht werd met ongeloof ontvangen. ‘Dit wordt natuurlijk door ons niet aangenomen’, aldus het verslag van de vergadering waarop Van Duurens briefje werd voorgelezen. Alleen het aantal van honderd arrestaties al ... Dat Eik Speelman bij Van Duuren en andere Trouw- gevangenen in een kwade reuk stond, was een gevolg van zijn verstandhouding met Sachbearbeiter Gottschalk. De eerste weken na zijn arrestatie moest Speelmans gewonde voet dagelijks worden verbonden, wat werd gedaan door Gottschalks tolk en rechterhand, de gewezen Helmondse politieagent Joop Aben. Speelman vroeg hem, zo verklaarde hij in 1947 toen hij werd verhoord over het onderzoek tegen Gottschalk, ‘of er niet iets te doen was’. Hierop volgde een gesprek met Gottschalk, die op Speelman een alleszins redelijke indruk maakte. Er volgden meerdere gesprekken. Speelman vroeg of zijn ondergedoken vrouw en zoontje weer naar huis konden terugkeren. Gottschalk stemde daarin toe. Toen het Speelman begin 1944 duidelijk werd dat meer en meer Trouw-jongens Haaren werden binnengebracht, ging hij Gottschalk polsen over de mogelijkheid de zaak buiten het gerecht te houden, in ruil voor het staken van de uitgave van Trouw. Gottschalk wees dat voorstel niet bij voorbaat af. De contacten tussen Speelman en Gottschalk bleven andere Trouw-gevangenen niet onbekend. Terwijl de een na de andere arrestant werd binnengebracht, was ‘Freek’ de beste maatjes met Hij kon niets verraden,
de Duitsers wisten alles al Gottschalk, zo ging het verhaal.
Leverde hij het hele Trouw-apparaat over? Speelman heeft dat na de oorlog ontkend.
Hij had niets kunnen verraden want de Duitsers wisten alles al. Tijdens zijn verhoor,
een dag na zijn arrestatie, was hij door Gottschalk geconfronteerd met een groot vel
papier, waarop bijna de hele organisatie van Trouw was weergegeven: namen,
schuilnamen, adressen – het stond er allemaal. Ontkennen had geen enkele zin, meende
de overdonderde Speelman.
Na zijn verhoor was hij opgesloten in een cel op de eerste verdieping van het kleinseminarium, alleen. De Trouw-gevangenen die in de loop van de maanden binnenkwamen, werden op een andere afdeling ondergebracht, met twee of drie man in een cel, soms met een medeverspreider. Speelman bleef alleen in zijn cel, gescheiden van de andere Trouw-gevangenen, die een minder gunstige indruk van hun Sachbearbeiter hadden. ‘Een wolf in schaapskleeren’, ‘een rasploert’, ‘een grote fielt’ – zo betitelde Lodewijk van Duuren hem in een van zijn briefjes. Door andere gevangenen is Gottschalk na de oorlog omschreven als een intelligente en op het eerste gezicht beschaafde persoon, die zeer geraffineerd te werk ging. Brachten tactiek en sluwheid niet het gewenste resultaat, dan nam hij zijn toevlucht tot grof geweld. Wegens mishandeling van arrestanten zou Gottschalk in 1948 tot achteneenhalf jaar worden veroordeeld. Het vonnis noemde hem ‘een ware bruut’ die ‘een waar schrikbewind’ uitoefende, zich ‘op de meest laffe wijze’ aan arrestanten vergreep en ‘practisch geen enkel verhoor heeft afgenomen zonder erop los te slaan’.
‘Freek is ontsnapt’, vermeldt het verslag van een op 4 juli 1944 gehouden vergadering van Groningse verspreiders. Spoedig werd duidelijk dat Eik Speelman niet was ontsnapt, maar was vrijgelaten. In 1946 verklaarde hij dat Gottschalk op een dag in juni in zijn cel was gekomen en hem had verteld dat de Trouw- zaak binnenkort voor het Standgericht zou komen; Gottschalk verwachtte dat ten minste twintig gevangenen de doodstraf zouden krijgen. Hij deed Speelman een voorstel: hij zou hem vrijlaten om aan zijn achterneef Wim Speelman het aanbod over te brengen, dat het proces niet zou doorgaan indien de uitgave van Trouw zou worden gestaakt. Speelman stemde toe en kwam op vrije voeten. Hij slaagde er echter niet in zijn achterneef te vinden en bracht het aanbod uiteindelijk over aan de Drentse verspreider Henk Morsink, een van de grondleggers van Trouw. Zesenveertig jaar later, in 1992, had Speelman een ander relaas. Gottschalk stelde voor dat als Trouw niet meer zou verschijnen alle gevangenen zouden worden vrijgelaten, op twee na, die als onderpand in handen van de SD zouden blijven. Speelman was bereid een van die gijzelaars te zijn. Van Ruller stond in 1948 ook een dergelijk compromis voor de geest: ‘Het was hem [Gottschalk] voldoende als twee van de leidende figuren, één uit de redactie en één uit de verspreiding, in zijn handen waren.’ Met dat voorstel ging Speelman, aldus zijn relaas uit 1992, naar zijn zuster in Gouda, die hij vroeg hem met zijn neef Arie Speelman in contact te brengen. Arie kwam naar Gouda, werd door Eik van Gottschalks aanbod op de hoogte gesteld en ging op pad om het aan Wim Speelman over te brengen. Volgens afspraak had Eik Speelman ‘veertien dagen’ na zijn vrijlating een onderhoud met Gottschalk op het station Driebergen/Zeist. Speelman kon hem slechts meedelen dat Trouw nog niet had gereageerd. Hij zou contact opnemen zo gauw hij meer wist. De afspraak op het station Driebergen/Zeist wordt bevestigd door een ‘Exposé van Eik’s verklaringen’, dat zich in het archief-Trouw bevindt. Het is een verslag van een onderhoud dat Jan
Het Duitse aanbod werd met grote scepsis ontvangen Veldkamp en Bas van Duin,
respectievelijk provinciaal verspreider in Overijssel en Zuid-Holland, met
Eik Speelman hebben gehad, vermoedelijk eind juli, begin augustus 1944. Het was een
buitengewoon heftig onderhoud, blijkt uit het stuk. Veldkamp en Van Duin beschuldigden
Speelman van verraad en verboden hem verdere contacten met Gottschalk.
Wat Gottschalks aanbod betreft, verschaft het ‘Exposé’ in zoverre duidelijkheid, dat het de datum van de afspraak op het station Driebergen/Zeist noemt: ‘Donderdag 21/7/44’. Ondanks dat 21 juli niet op een donderdag maar op een vrijdag viel, lijkt die datum plausibel. Het bovenvermelde vergaderingsverslag van de Groningse verspreidersgroep, waarin de ‘ontsnapping’ van Speelman wordt vermeld, is van 4 juli. Speelman dacht later dat tussen zijn vrijlating en de afspraak op het station Driebergen/Zeist een periode van ‘veertien dagen’ had gezeten, wat de datering van die afspraak op of rond de eenentwintigste juli aannemelijk maakt. Het ‘Exposé’ bevestigt ook dat er tussen Eik Speelman en zijn neef Arie contact is geweest, tamelijk intensief zelfs. ‘Eik is vorige week in Veenendaal geweest, daar heeft hij Arie iederen dag gesproken’, aldus de eerste zin van het verslag. Arie Speelman had in Veenendaal een onderduikadres. Vervolgens stelt het verslag: ‘Arie heeft zich het gehele week-end in Bleiswijk opgehouden en is Maandagmiddag weggegaan.’ Bleiswijk was een contact- en vergaderadres van Trouw – is daar beraadslaagd over het Duitse voorstel? Is er sowieso beraadslaagd over het voorstel? Het zal met grote scepsis zijn ontvangen, niet in het minst door wat in de briefjes uit Haaren over de brenger van de boodschap was geschreven. Arie Speelman, die hemel en aarde heeft bewogen om het aanbod te aanvaarden, werd voortaan met argusogen bekeken. Ultimatum ‘Ongeveer 28 Juli’ werden de Trouw-gevangenen van Haaren naar het concentratiekamp Vught overgebracht. Dat herinnerde de Vlaardingse drukker Adriaan Noordermeer, de enige gevangene die de oorlog overleefde, zich in december 1945. ‘Ongeveer 28 Juli’ – zeg een week nadat Gottschalk van Speelman had gehoord dat Trouw (nog) niet had gereageerd. ‘Enkele dagen’ na hun overbrenging naar Vught, aldus Noordermeer, knoopte Gottschalk een gesprek aan met Willem Santema. De zaak zag er niet best uit, vertelde hij Santema. Er was geprobeerd met de leiding van Trouw tot onderhandelingen te komen, maar een reactie was uitgebleven. Het was nu wel zo goed als zeker dat de zaak binnenkort voor het Polizeistandgericht kwam. Santema bracht dit in de barak aan de andere gevangenen over. Ze waren volgens Noordermeer unaniem van mening dat Trouw juist had gehandeld door niet met de SD in onderhandeling te treden.
Buiten Vught werd daar in ieder geval anders over gedacht – en niet alleen door Eik en Arie Speelman. Dit blijkt uit een rapport dat de verloofde van Frits Vogel in november 1945 opstelde in het kader van het justitiële onderzoek tegen Gottschalk. Zij schreef dat de families van Roel van Baarle en Frits Vogel, in samenwerking met de familie Speelman, pogingen hadden ondernomen een proces te vermijden. Daartoe was de Rotterdamse advocaat mr. P.G. Groeneboom in de arm genomen. De Jong schrijft in het achtste deel van zijn Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog, dat Groenenboom deel uit maakte van de ‘commissie van contact’, die in 1943 was ingesteld door de gezamenlijke Dekens der Orde van Advocaten. De commissie wilde toezien op een correcte rechtsgang, waarbij ze zich met name teweerstelde tegen de praktijk dat, zolang arrestanten in handen waren van de SD, geen advocaten werden toegelaten. Vooral Groeneboom liet zich op dat punt gelden. Hij werd niet moe zich bij de SD te melden om tot een cliënt te worden toegelaten. Volgens De Jong werd hij ‘talloze malen op hardhandige wijze uit het gebouw der Sicherheitspolizei, Aussenstelle Rotterdam, verwijderd’. Op 3 augustus 1944 richtte Groeneboom zich per brief tot twee Amsterdamse confrères, die contacten onderhielden met de Trouw-groep: mr. J.H. de Pont en mr. A.C.G. van Proosdij. Groeneboom liet weten dat het overleg met de SD over Trouw was ‘hervat’. Het proces zou eigenlijk de volgende dag plaatsvinden, maar was voorlopig uitgesteld. ‘Indien’, schreef Groeneboom zijn confrères, ‘Woensdag a.s. des namiddags om 5 uur in het bezit van den Sachbearbeiter te ’s-Hertogenbosch een verklaring is, ondertekend door W. SPEELMAN en behelzende, dat "Trouw" haar activiteit zal staken, worden de gedetineerden niet verder vervolgd, doch worden zij in Schutzhaft gehouden tot het einde van den oorlog.’ Op 8 augustus, een dag voor het aflopen van het ultimatum, deed Groeneboom opnieuw bericht, Wim Speelmans antwoord
moest woensdag 9 augustus 1944, vijf uur ’s middags, bij de SD zijn
nu ook aan de Haagse advocaten mr. J.M. Barents en mr.
C.R.C. Wijckerheld Bisdom, die blijkbaar ook met de zaak te maken hadden. Groeneboom
had die morgen een bespreking met Gottschalk gehad en deze had hem weten te vertellen
dat de Trouw-gevangenen zaterdag 5 augustus voor het Polizeistandgericht
waren geleid. Vonnissen waren er volgens Gottschalk ‘vermoedelijk’ niet geveld.
Hij dacht dat een deel van de gevangenen naar Utrecht was overgebracht om voor een
militaire rechtbank te verschijnen. Meer wist hij niet, want SD-Befehlshaber Schöngardt had de Trouw-zaak van hem overgenomen.
De werkelijkheid was dat op die zaterdag 5 augustus over vierentwintig van de negenendertig Trouw-gevangenen een doodvonnis was uitgesproken. De ter dood veroordeelden waren allen verspreiders. De vijftien drukkers hadden volgens het Standgericht in een zakelijke relatie tot Trouw gestaan en konden daarom niet als leden van de verspreidersorganisatie worden aangemerkt. Hun zaak werd naar het Obergericht doorverwezen – kennelijk doelde Gottschalk hierop toen hij Groeneboom zei dat een deel van de gevangenen voor een militaire rechtbank moest verschijnen. Vergadering Op diezelfde dinsdag 8 augustus, waarop Groeneboom zijn vier confrères op de hoogte bracht van zijn bevindingen bij Gottschalk, werd voor de volgende dag in allerijl een vergadering van de Trouw-top bijeengeroepen. Dat het laatste het gevolg was van het eerste is echter onwaarschijnlijk. Groenebooms bericht zal de scepsis over de betrouwbaarheid van het SD-aanbod alleen maar groter hebben gemaakt. De gevangenen waren immers al voor het Standgericht geweest, terwijl het ultimatum op woensdag 9 augustus om vijf uur zou aflopen. Bewees dat niet eens te meer, dat de Duitsers niet te vertrouwen waren!? Toch werd op stel en sprong voor de volgende dag, woensdag 9 augustus, een vergadering belegd over wat ‘het ultimatum’ is gaan heten. Dàt wisten de aanwezigen, bij alle onduidelijkheid over plaats en aanvangstijdstip, naderhand zeker, óók dat Wim Speelman die dag in het bezit was gekomen van wat in de geschiedenis van Trouw bekend staat als ‘het briefje’: erklaere hierdurch, dass es mein ausdrück- licher Wunsch ist, dass "TROUW" nicht weiter erscheint. Die sofortige Einstellung des Verlags von "Trouw" habe ich deshalb nunmehr veranlasst und ich bin davon ueber- zeugt, dass keiner der Hauptmitarbeiter von "Trouw" dieser meiner Veranlassung entgegen handeln wird.
Voor de vergadering lijkt maar één reden denkbaar: op die dinsdag 8 augustus vernam Trouw, wellicht gelijk met Heida’s briefje, dat het Standgericht vierentwintig gevangenen ter dood had veroordeeld. Getuigenissen van aanwezigen lijken in die richting te wijzen. Volgens Smallenbroek zou doorgaan met Trouw betekenen, dat de gevangenen werden ‘doodgeschoten’. Van Ruller had dezelfde herinnering en voegde eraan toe: ‘Ze waren dunkt mij al voor die krijgsraad geweest, ze waren dus al ter dood veroordeeld.’ Mien Bouwman wist naderhand niet zeker of ze tijdens de vergadering van het proces op de hoogte was – ‘het kan best zijn’. In 1946 verklaarde Morsink, toen hij getuigde in het onderzoek tegen Gottschalk, dat als de uitgave van Trouw niet werd gestaakt ‘de 24 ter dood veroordeelden’ zouden worden gefusilleerd. Zeker, het retrospectieve karakter van deze herinneringen moet goed in het oog worden gehouden, maar is het toch niet opvallend dat niet één spreekt van een nog te voeren proces als dreiging boven de vergadering!? Vier-en-twintig – er werd rekening mee gehouden dat het bij een proces voor leidende figuren als Wiet Dijkman, Willem Santema en Jan van der Laan slecht kon aflopen, maar zoveel doodvonnissen... Om hoeveel
nummers ging het nog? Eén? Twee? En er was de druk van families
van gevangenen, al vanaf het moment dat Eik Speelman uit Haaren was vrijgelaten:
misschien was Nederland over een maand wel bevrijd; om hoeveel Trouw-nummers
ging het nog? een? twee? was dat nog wel offers waard?
Tot dan toe had Trouw die druk weerstaan, hoe moeilijk dat ook was. Wim Speelmans zusje Bep was verloofd met Wiet Dijkman – via haar heeft de familie van Dijkman gesmeekt het Duitse aanbod te aanvaarden. Op 8 augustus lagen er vierentwintig doodvonnissen. En een briefje waarmee Wim Speelman hun levens zou kunnen redden. Het aanbod waarmee Eik Speelman uit Haaren was gekomen en dat op 3 augustus extra kracht was bijgezet door een ultimatum, is door Wim Speelman niet in bredere kring besproken – de scepsis was te groot om het doorgaan van de principiële getuigenis van Trouw ter discussie te stellen. Maar nu moest Speelman voor de volgende dag, vijf uur ’s middags, beslissen over leven of dood van vierentwintig medestrijders. Ze waren bij Trouw niet met name bekend – daarover straks meer – maar het aantal van vierentwintig betekende dat ook onderverspreiders, die in vergelijking tot mannen als Dijkman, Santema en Van der Laan veel minder op hun kerfstok hadden, de doodstraf moesten hebben gekregen.
Op de vergadering bracht de redactie dit standpunt echter niet naar voren. Bij monde van Bruins Slot stelde ze zich op het standpunt dat de verspreiders moesten beslissen – het ging om hun kameraden. ‘Als jullie zeggen: wij stoppen, dan leggen wij ons daarbij neer’, gaf Mien Bouwman de woorden van Bruins Slot later weer. Volgens Gesina van der Molen wekte dat standpunt de nodige wrevel bij de verspreiders. ‘De jongens, vooral Wim, zeiden niet te kunnen begrijpen, waarom de redactie aarzelde’, herinnerde ze zich later. Volgens Sandor Baraçs, die de frontoverzichten in Trouw verzorgde, zou Van der Molen zelf de grootste aarzelingen hebben gehad. In 1968 stond Baraçs nog helder voor de geest de morgen na de vergadering met haar te hebben gesproken. Ze vertelde als enige voor het tekenen van het stuk te hebben gepleit, waarop Wim Speelman had gezegd: ‘Indien de redactie stopt, begin ik een nieuwe Trouw’. Toen bleek dat de anderen evenmin wilden buigen, had ze zich met tranen in de ogen neergelegd bij het besluit niet te tekenen. Ook uit het relaas van Van Ruller over de vergadering komt naar voren dat het besluit niet zonder slag of stoot tot stand kwam. ‘Er waren er die zeiden: "Het gaat maar om één nummer, we zijn bijna bevrijd." Anderen zeiden: "Aan deze vijand mag geen enkele concessie worden gedaan; dan laat je je volk in de steek".’ Ook volgens Van Ruller gaf het woord van Wim Speelman de doorslag: ‘Ik teken nooit een verklaring dat we stoppen’. Henk Sol en Jaap de Graaf wisten later nog goed dat ze tijdens de vergadering vooral op Mies ‘Ik teken
nooit een verklaring dat we stoppen’ Bruijnen hadden gelet. Zij was verloofd
met een van de gevangen verspreiders, Jan Penning. Hoewel Penning pas eind juni
1944 was gearresteerd, moest toch aangenomen worden dat ook hij tot de groep
veroordeelden behoorde. Mies Bruijnen ging daar in ieder geval wel van uit.
Toch vond ook zij dat Trouw niet mocht stoppen. Het staat Mien Bouwman
scherp in het geheugen gegrift dat ze na afloop van de vergadering tegen haar
zei: ‘Ik heb toch zo’n hoop dat Jan er niet bij zit’. Waarop Mies zei:
‘Ja, dat kun je wel zeggen, maar ik hem me er op ingesteld dat hij er wel bij
zit en zo vond ik dat ik beslissen moest.’ Hieruit blijkt dat de namen van de
ter dood veroordeelden niet bekend waren, tenminste niet bij de vergadering.
Bekend is echter dat door enkele families van de veroordeelden gratie is gevraagd –
niet alle namen waren dus onbekend.
Na afloop van de vergadering werd een circulaire opgesteld, getiteld ‘Is doorgaan verantwoord?’, waarin de genomen beslissing voor het verspreidingsapparaat werd verantwoord – dat is tot dusverre tenminste aangenomen. ‘Wanneer wij zouden gaan zwijgen, dat wil dus zeggen: zouden capituleeren, zouden de Duitschers een enorme overwinning aan het geestelijk front hebben behaald’, aldus het stuk. ‘Wij strijden voor het behoud van een Nederland waarin Chr. beginselen leven. Eerste eisch is dan, dat wij van die Chr. beginselen en wat zij ons vorderen blijven getuigen. Wie tegen de capitulatie der gewetens strijdt, mag zelf nooit geestelijk capituleeren.’ Bruins Slot zou de circulaire geschreven hebben. Het is echter maar zeer de vraag of het stuk na afloop van de vergadering van 9 augustus is geschreven. De eerste alinea stelt:
Was het vonnis al voltrokken voordat het ultimatum was afgelopen? vergadering bij
boekhandel Van Heeteren op het Rokin binnenliep. Mien Bouwman wandelde met
haar ouders over het Hekelveld en zag het in de vitrines van de Arbeiderspers.
De schok was enorm. Want wanneer was het vonnis dan voltrokken? Vanmorgen?
Gisteren? Waren de drieëntwintig al geëxecuteerd voordat het ultimatum was
afgelopen? Was het allemaal ‘Spielerei’ van de SD geweest?
Gesteld dat de vergadering niet op de hoogte was van de vierentwintig doodvonnissen, dan is het in theorie mogelijk dat de circulaire in het tijdsbestek tussen het einde van de vergadering en het bekend worden van het krantenbericht is geschreven. Onmogelijk lijkt het echter dat de tekst in die paar uur ook is gestencild en verspreid. De circulaire moet daarom eerder zijn geschreven, mogelijk na ontvangst van het op 3 augustus door Groeneboom doorgegeven ultimatum. En daarmee lijkt de bekendmaking in de avondbladen de veronderstelling te bevestigen dat de vergadering op de hoogte was van het aantal doodvonnissen. Het krantenbericht roept echter meteen een nieuwe vraag op, want op het moment van publicatie waren de drieëntwintig ter dood veroordeelden nog in leven. Volgens de ‘Sterbe-urkundes’, die in Vught werden opgemaakt, zijn er zes op de avond van negen augustus terechtgesteld, de andere zeventien de volgende avond. De vraag waarom de bekendmaking van de voltrekking van de doodvonnissen voortijdig is gepubliceerd, is nog een van de vele vragen die op een antwoord wachten. |
9 augustus 1946. In Vught herdenkt de
Trouw-groep het fusilleren van de 23
> Archief Trouw, Historisch Documentatiecentrum Vrije Universiteit
> ‘Het Trouw-proces: veel vragen rond fusillade 23 van Trouw’, op: www.trouw.nl
> ‘Vijftig jaar geleden: het ultimatum aan Trouw’, op: www.trouw.nl
> Gert van Engelen, ‘Amsterdam eerde Lodewijk van Duuren met een straatnaam, in Dordrecht is hij vrijwel vergeten’, op: Stolpersteine Dordrecht
> Biografische portretten van de 23 gefusilleerden© Bak schrijft ! | Historicus, schrijver en redacteur Peter Bak