‘Morgenochtend om zeven uur in het gebouw van De Standaard’, werd
op de avond van 4 mei 1945 afgesproken. Even voor negenen had Radio
Herrijzend Nederland bericht dat Duitsland had gecapituleerd. Het
bevrijdingsnummer van
Trouw lag al klaar. Eind april waren de
pakken kranten opgeslagen in een oud pakhuis vlakbij het Standaardgebouw. Op de morgen van 5 mei, bevrijdingsdag, werden ze
naar het gebouw zelf overgebracht, van waaruit de bevrijdingskranten over Amsterdam werden verspreid. ‘VRIJ!’, stond er met grote
letters op de voorpagina. ‘We zijn vrij. Waar we om gebeden hebben, waar we voor gestreden hebben, waar we aan gewanhoopt hebben,
maar we door alle duisternis en ellende heen toch steeds aan geloofd hebben, dat is werkelijkheid geworden. We zijn vrij!’
Terwijl het bevrijdingsnummer aan de man werd gebracht, werd
koortsachtig gewerkt aan het eerste nummer van
Trouw als legaal
dagblad, dat nog diezelfde dag moest verschijnen. Daartoe was al
vóór de bevrijding een noodaggregaat in het Standaardgebouw
geplaatst – stroom was er immers niet. Pas tegen de avond, toen
iedereen de moed al had verloren, lukte het de pers in beweging
te krijgen, en kon het eerste legale
Trouw-nummer alsnog worden
gedrukt en verspreid. ‘Volk van Nederland: Gij zijt Vrij!’, luidde
de juichende kop. Het waren de woorden, waarmee Gerbrandy die
middag via Radio Oranje het Nederlandse volk had toegesproken.
‘Wanneer U terugblikt op deze wereldstrijd’, had de premier gezegd, ‘dan mag het even schijnen, alsof zijn verloop natuurlijk,
vanzelfsprekend ware. Maar wanneer men let op de dieptepunten als
in Juni 1940, in Februari 1942 of op Uw eigen noodtoestand in
April 1945, dan beseft Gij ineens, dat uw bevrijding is een wonder
Gods, waarvoor Hem allereerst de dank toekomt. Ge zijt vrij!’
Gesina van der Molen, achter op een motor, voor het Standaardgebouw.
(Foto HDC)
| |
Vier dagen later, op woensdag 9 mei, belegde de redactie op het
Standaardgebouw een vergadering met een aantal hoofdfiguren uit
het technisch apparaat, onder wie Westen, Tjeerdsma, Dijkhuis, De Pous, De Graaf, Hilde Dekker en Mien Bouwman. Eén voor één vroeg Bruins
Slot hun of
Trouw definitief als dagblad moest worden voortgezet.
Het antwoord was eensluidend: ja.
‘We konden niet anders, wilden we verantwoord zijn tegenover God,
in Wiens opdracht wij naar onze overtuiging gedurende den oorlog
hadden gewerkt en die ons, naar onze even vaste overtuiging, tot
een taak riep in den chaos van na de bevrijding’, schreef Van
Ruller in het eerste naoorlogse nummer van
Trouw-mededeelingen.
‘Tegenover de stroomingen die opkwamen en die uiting zochten in de
links-radicaal gerichte bladen, was het plicht een tegenwicht te
bieden.’
Van die andere taak die Trouw zich had gesteld – fungeren als
gangmaker van de Christelijke Volkspartij – repte Van Ruller niet.
Hij schreef zijn woorden dan ook eind augustus 1945, een maand na
de conferentie in Hoofddorp, waar Schouten geen geheim had gemaakt
van zijn bedenkingen over het door Trouw genomen initiatief. In
dezelfde geest had hij zich uitgelaten op het eerste naoorlogse
Trouw-weekend, op 18 en 19 augustus in Heemstede. ‘We zullen
Trouw nauwlettend volgen’, had Schouten in de wandelgangen laten
weten. ‘En anders De Standaard terug.’
Bruins Slot koos het spoor van de ARP.
Trouw werd een antirevolutionaire krant, of beter gezegd: nog méér een antirevolutionaire
krant, want al vanaf de oprichting ademde
Trouw een antirevolutionaire geest. ‘Christelijk-nationaal’ was
Trouw niet geweest als
verzetsblad, en werd
Trouw ook niet na de oorlog.
Dat kostte
Trouw niet alleen abonnees, maar ook goodwill onder
de voormalige verspreiders, die zich in de Trouwvereeniging hadden
georganiseerd. Op het tweede naoorlogse weekend, dat van 1 tot 3
juli 1946 in Vorden werd gehouden, was de kritiek op het karakter
van de krant niet van de lucht. Had de redactie tijdens de oorlog
niet herhaaldelijk benadrukt dat
Trouw geen antirevolutionaire
krant was en dat ook nooit zou worden?! Waarom was het ideaal van
de Christelijke Volkspartij losgelaten, terwijl
Trouw in mei 1945
met het oog op de verwezenlijking daarvan was voortgezet? ‘Ik heb
na de bevrijding de medewerking van C.H. gevraagd onder toezegging, dat Trouw niet A.R. zou worden; was dat ten onrechte of is
hier woordbreuk gepleegd’, vroeg een voormalige verspreider.
5 mei 1945: het bevrijdingsnummer van Trouw wordt aan de man gebracht.
(Foto HDC)
| |
Een andere spreker stelde voor een motie in te dienen, ‘ter afkeuring
van het feit dat in Trouw het Christelijk-Historische gezichtspunt is verwaarloosd’.
In Vorden was het aan Jan de Pous de taak de koers van Trouw te
verdedigen. Als secretaris van zowel de Trouwvereeniging als de
Christelijk-Nationale Persvereeniging, die
Trouw uitgaf, én als
CHU’er, was hij daarvoor de aangewezen persoon. De Pous vroeg om
begrip voor de ‘totaal nieuwe situatie’ die na de oorlog was
ontstaan. Een fusie tussen ARP en CHU was niet mogelijk gebleken,
omdat de CHU bang was haar linkervleugel aan de PvdA te verliezen, terwijl binnen de ARP de oudere generatie er weinig voor
voelde en ‘groote aandrang’ uitoefende om
De Standaard weer op te
richten. De tijd voor de Christelijke Volkspartij was nog niet
rijp. Dat Bruins Slot als hoofdredacteur van
Trouw dienovereenkomstig had gehandeld en de zaak niet had geforceerd, getuigde volgens De Pous van wijsheid. Wel vroeg hij zich af, of Trouw in de
aanloop naar de in mei 1946 gehouden verkiezingen niet al te zeer
in het kielzog van de ARP was geraakt. Het zou beter zijn geweest
als
Trouw Jan Schouten niet zo nadrukkelijk had aanbevolen, maar,
meende De Pous, ‘als dat fout geweest is, dan was het een bijkomstige fout’.
Maar niet alleen die ‘fout’ had duidelijk gemaakt hoe dicht
Trouw
bij de ARP stond. Bruins Slot maakte sinds de verkiezingen van 1946
zelf deel uit van de antirevolutionaire Tweede-Kamerfractie. In
1956 werd hij zelfs fractievoorzitter, als opvolger van Schouten.
Pas na zijn vertrek uit de Kamer, in 1963, ging Bruins Slot met
Trouw een eigen weg. ‘Trouw is geen specifiek protestantse krant,
Trouw is een christelijke krant’, zei hij in 1968, toen
Trouw haar
zilveren jubileum vierde. Het had lang geduurd voordat de krant
was wat zij in de oorlog al had beloofd te zijn: ‘volkomen zelfstandig en niet gebonden aan enige politieke organisatie’.