Dames en heren, beste mensen,
In oktober 1933 sprak Willem Santema de volgende woorden:
‘Halfheid en slapheid zetten de poort open voor het fascisme.’
Eerder dat jaar was Hitler aan de macht gekomen. In Nederland begon de NSB van
Mussert zich te manifesteren. Weinigen maakten zich zorgen. Sterker nog: misschien
had Mussert met zijn kritiek op de parlementaire democratie wel een beetje gelijk.
Regering en parlement leken niet bij machte de diepe economische crisis de baas te worden.
Honderdduizenden zaten zonder werk. Duitsland was nog zwaarder door de wereldcrisis getroffen.
Hitler leek orde op zaken te stellen. Mussert beloofde in Nederland hetzelfde te doen.
Willem Santema waarschuwde meteen: laat je niet bedotten.
Stel paal en perk. Het fatale jaar 1933 is dan tien maanden oud. Willem zelf is 31 jaar oud.
Hij woont in Scharnegoutum. Het dorp behoort tot de gemeente Wymbritseradeel.
Willem is in 1931 tot gemeenteraadslid verkozen. Het raadhuis staat in Sneek,
aan het begin van de Marktstraat, het gebouw waarin we nu bijeen zijn. Hier
zei hij in oktober 1933: ‘Halfheid en slapheid zetten de poort open voor het fascisme.’
Halfheid en slapheid: het zijn woorden die Santema met
regelmaat uitte. Ook sprak hij nogal eens van ‘lauwheid’. Hij nam het waar in de CHU,
de Christelijk-Historische Unie, de politieke partij waarvoor hij actief was.
De massa was volgens Santema amper in beweging te krijgen
Ook in de NCRV, de christelijke radiovereniging die Santema in Friesland vertegenwoordigde,
ergerde hij zich aan de lusteloosheid. Altijd trok een kleine groep de kar.
De massa was amper in beweging te krijgen – en gemakkelijk te beïnvloeden.
Welk gevaar hierin school zag en hoorde Santema een halfjaar
nadat hij voor het eerst tegen Mussert en zijn beweging had gewaarschuwd. In april 1934
doorkruiste hij nazi-Duitsland per auto. Hitlers bruine hordes waren óveral. In een jaar
tijd hadden ze de Duitse samenleving bijna volledig in de greep gekregen. Rechterarm
schuin omhoog en maar schreeuwen: Heil, Heil. Santema legde het vast in een reisverslag
dat werd gepubliceerd in het CHU-weekblad
Land en Volk. Daarin zweeg Santema evenmin
over het gif van het antisemitisme dat in Duitsland zijn werking deed. Hij maakte de
autoreis samen met het domineesechtpaar Dekker. De predikant had een donker uiterlijk,
een spitse neus. In Leipzig hielden hotelhouders dominee Dekker voor joods en weigerden
de Nederlandse reizigers een slaapplaats.
Zes jaar later, in mei 1940, overvielen Hitlers hordes Nederland.
Dat een heel kleine groep de kar van het verzet ging trekken, terwijl de massa op de handen
bleef zitten: het zal Santema niet hebben verbaasd. Ook niet dat het joodse bevolkingsdeel
stap voor stap door de Duitse bezetter uit de samenleving werd verbannen. In 1934
had hij in Leipzig al indringend met het antisemitisme kennisgemaakt.
Halfheid, slapheid, lauwheid, jodenvervolging: het komt alles
dramatisch bijeen in november 1942, op de maand 78 jaar geleden dus. Dan woont
Santema inmiddels in Sneek, op nog honderd meter van de plaats waar we nu bijeen
zijn: Oud Kerkhof 6. Daar runt hij, samen met zijn vrouw, een zaak in radio’s en
andere elektronische apparaten. Ze wonen boven de zaak. Aan de Sneker Oosterdijk heeft
Santema nog een winkel, waarin zijn medewerker Jan de Rapper staat.
Santema en De Rapper zitten diep in het Sneker verzet.
Dat heeft er in de zomer van 1942 een immense taak bij gekregen. Deportatietreinen
zijn gaan rijden, passagiers dragen gele sterren, Westerbork is hun bestemming, maar
niet hun eindbestemming… Joden moeten aan schuiladressen worden geholpen, ook in Sneek.
Santema en De Rapper gaan in november 1942 op pad. Een joods gezin moet op een veilige
plek worden ondergebracht: man, vrouw, zoontje van zeven. Avond aan avond bezoeken Santema
en De Rapper als ‘goed’ bekendstaande adressen. Maar niemand durft het aan. Uiteindelijk
ontfermt De Rappers broer Douwe zich over het gezin
Velleman. Douwe de Rapper woont met vrouw en pasgeboren dochter boven zijn muziekwinkel
in de Kruizebroederstraat. Dat is ook binnen een straal van honderd meter vanhier.
Zo zingen rondom de Martinikerk de woorden van het verhaal over verzetsman Willem
Santema rond, al bijna tachtig jaar.
Begin 1943 moest Santema Sneek verlaten: het werd hier te
gevaarlijk voor hem. Hij week uit naar Amsterdam en werd actief voor het verzetsblad
Trouw en voor de Raad van Verzet. Die combinatie was ongewoon.
Trouw was protestants,
met een duidelijk gereformeerde ondertoon. De Raad van Verzet was ‘links’ en stond
mijlenver af van kerk en kansel. Er waren wel meer verzetsmensen die voor zowel
Trouw
als de Raad van Verzet werkten. Weinigen waren in de toppen van beide organisaties actief,
vermoedelijk maar één: Willem Santema.
Dat zegt veel, zo niet alles over zijn levensinstelling.
Santema was rechtzinnig hervormd, maar hij wilde zich niet in zijn geloof opsluiten,
en ook niet in zijn politieke overtuiging. Hij haatte hokjes- en schotjesgeest.
Die speelde, evenals halfheid en slapheid, de vijand in de kaart. Samen sterk,
uit naam van God, Nederland en Oranje: dat was Santema’s credo.
In Amsterdam werd de grond onder Santema’s voeten ook algauw
te heet.
Het strijdtoneel verlaten? Geen denken aan
Eind 1943 was hij eigenlijk nergens meer veilig. Hij leidde, schreef hij
aan zijn broer Oepke, een zwerversbestaan. Het strijdtoneel verlaten? Geen denken aan.
Dan was hij net zo week als het overgrote deel van de Neder-landse bevolking.
Verzet moest doorgaan, ook als het offers vroeg.
Op 24 december 1943 werd Santema gearresteerd. Kerstnacht
1943 was zijn eerste nacht in gevangenschap. Vrede op aarde, in de mensen een
welbehagen – maar Willem wist dat zijn aardse bestaan waarschijnlijk ten einde liep.
Hem wachtte de kogel. Het wachten duurde lang, heel lang, meer dan zeven maanden.
Die bracht Santema in kamp Haaren door. Hij schreef er elf gedichten. Die ademen
groot geloofsvertrouwen, maar ze zijn ook beklemmend. En daardoor aangrijpend.
Nog tijdens de bezetting werden de verzen gepubliceerd.
‘Door de tralies schijnt de zon’ is de eerste regel uit
het eerste gedicht van het bundeltje. De zes dichtwoorden werden geschreven
onder de druk van uitzonderlijke, levensbedreigende omstandigheden, maar ze
zijn niettemin typerend voor Santema’s hele leven. Wie geloofde hoefde nooit
te wanhopen, hoe benard de situatie ook was. ‘Tobben kan ik niet, Gode zij dank,’
schreef Willem Santema in juni 1944 aan zijn familie. Twee maanden later, op
9 augustus 1944, stond hij in kamp Vught voor het executiepeloton.
Door de tralies schijnt de zon: het is ook de titel van
de biografie die ik vandaag mag presenteren. Zonder hulp vaart geen schrijver
wel. Ik wil daarom, zonder ook maar iemand tekort te doen, de hulp van de familie
Santema noemen, op welke wijze ook. Met deze presentatie gedenken we Willem Santema,
maar tegelijkertijd ook zijn neef, Willem Oepke Santema, die jarenlang materiaal
over hem heeft verzameld. Willem Oepke Santema stierf twee jaar geleden. We leven een
mensenleven lang in vrijheid: ruim 75 jaar. Mensen zullen sterven, vrijheid moet
voortleven. Laat dit boek daarvan de boodschap zijn.
> Boek verschenen bij
Uitgeverij Bornmeer | Noordboek
> Artikelen in
Leeuwarder Courant ,
Trouw,
Friesch Dagblad,
Sneeker Nieuwsblad en
GrootSneek
> Facebookpagina
>
Presentatie op Youtube
> Biografische schets op:
site Nationaal Monument Kamp Vught