Een van de ‘kleine vliegende blaadjes’ die in september 1944 door Trouw werden verspreid.
Dit nummer doet verslag van de grote luchtlandingsoperatie ‘Market Garden’.
| |
‘Tot na de bevrijding’, nam Elbert van Ruller op maandagmorgen 4
september in Rotterdam afscheid van Bas van Duin, hoofdverspreider
in Zuid-Holland. Lang had hun onderhoud niet geduurd want het
onderwerp van gesprek, de voortgang van de verspreiding van Trouw
in Zuid-Holland, leek niet meer terzake te doen. Met een paar
dagen zou Nederland vrij zijn! De vorige dag was door Radio Oranje
de bevrijding van Brussel gemeld en had prins Bernhard, die dag
benoemd tot opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten,
het verzet opgedragen geen ‘vroegtijdige en afzonderlijke acties’
te ondernemen en zo spoedig mogelijk armbanden gereed te maken met
daarop in duidelijke letters het woord ‘Oranje’. Een ‘boodschap
van de geallieerde opperbevelhebber aan het Nederlandse volk’ was
geëindigd met de woorden: ‘Het uur der bevrijding, waarop Nederland zo lang heeft gewacht, is nu zeer nabij.’
Na de bespreking met Van Duin vertrok Van Ruller naar Amsterdam,
naar de Zuider-Amstellaan, waar Bruins Slot zat ondergedoken. Daar
was ook Gesina van der Molen, het derde redactielid, inmiddels
gearriveerd. Afspraak was namelijk dat zodra de bevrijding op
handen was de redactie in Amsterdam bijeen zou komen om de loop
der gebeurtenissen af te wachten en te bespreken wat te doen. Via
Radio Oranje vernam ze, dat Britse troepen op 60 kilometer van de
Nederlandse grens stonden en dat volgens ‘een Duits bericht dat
nog niet van geallieerde zijde bevestigd is’ – het was onjuist –
Amerikaanse eenheden het Julianakanaal in Zuid-Limburg hadden
bereikt. Ook gaf Radio Oranje door wat generaal Dempsey, de
bevelhebber van het Britse Tweede Leger, tegen een aantal oorlogscorrespondenten had gezegd: ‘Het Duitse leger bevindt zich in een
staat van ontbinding.’
Ook bij Bruins Slot, Van Ruller en Van der Molen bestond er geen
enkele twijfel meer over: de bevrijding was aanstaande en daarmee
het einde van Trouw. Er zou een bevrijdingsnummer worden uitgebracht, later nog een herdenkingsnummer, en dan zou de uitgave
worden gestaakt. Na de bevrijding zou immers De Standaard worden
voortgezet, in weerwil van haar ernstig geschonden blazoen. ‘Wat
Kuyper in een heel leven heeft opgebouwd, kan Cnossen niet in een
paar jaar afbreken’, luidde het gezegde van Bruins Slot; hij
maakte er in besloten kring geen geheim van dat zijn ambities
naar het hoofdredacteurschap uitgingen.
‘Kleine vliegende blaadjes’
Op die vierde september spraken Bruins Slot, Van Ruller en Van der
Molen af dat zo gauw als Amsterdam was bevrijd Trouw zich meester zou maken van het gebouw van De Standaard aan de Nieuwezijdsvoorburgwal. Daartoe zou Bruins Slot het verspreidingsapparaat mobiliseren; Van Ruller zou de oud-redacteuren mr. G.J. Lammers,
drs. J. Klatter en A. Goede benaderen. Lammers had na de aanstelling van Blokzijl in 1941 ontslag genomen; hij werkte toen al voor VN. Klatter en Goede waren in
februari 1943 opgestapt, nadat chef-redacteur Cnossen waarderende
woorden had gewijd aan Goebbels rede over de ‘totale oorlog’. Laat die avond, om kwart
voor twaalf, meldde Radio Oranje dat Breda was bevrijd. Het –
onjuiste – bericht werd de volgende ochtend om kwart voor zeven en
kwart voor acht herhaald; ’s middags werd er zelfs aan toegevoegd,
dat volgens ‘onofficiële berichten’ Britse troepen ‘reeds veel
verder’ waren opgetrokken. In het hele land werd op die dinsdag 5
september, ‘Dolle Dinsdag’, de bevrijding gevierd, ook in Amsterdam. Bij de Berlagebrug stonden uitgelaten burgers met bloemen in
de hand de bevrijders op te wachten. Maar tegen de avond waren de
geallieerden nog in geen velden of wegen te bekennen en ging men
teleurgesteld naar huis. Door de stad trekkende Duitse patrouilles maakten pijnlijk duidelijk dat de bezetting nog niet voorbij
was. Trouw moest de gang naar de Nieuwzijdsvoorburgwal voorlopig uitstellen.
Twee dagen later, op donderdagavond 7 september, maakte de Nederlandse regering via Radio Oranje het Tijdelijk Persbesluit bekend:
na de bevrijding mochten alleen bladen verschijnen die hun uitgave voor 1 januari 1943 hadden gestaakt of die voortzetting waren
van illegale bladen. Bladen die na 1 januari 1943 waren blijven
verschijnen, moesten eerst door een daartoe aangestelde commissie
worden gezuiverd. Dit besluit betekende dat De Standaard na de
bevrijding tijdelijk (een week of twee, dacht men) niet mocht
verschijnen. Bruins Slot, Van der Molen en Van Ruller hoefden niet
lang na te denken: dan moest Trouw na de bevrijding voorlopig
doorgaan. Op voorstel van Wim Speelman werd besloten tot de bevrijding – ondanks de kater van Dolle Dinsdag werd die binnen
afzienbare tijd verwacht – korte landelijke bulletins uit te geven nieuws over de vorderingen van de geallieerden en wat
daarmee samenhing was voor het moment belangrijker dan beschouwende artikelen.
Overeenkomstig de Londense berichtgeving waren die bulletins –
‘kleine vliegende blaadjes’ noemde Speelman ze – optimistisch van
toon. Op 9 september werd de lezers gemeld dat Gerbrandy,
‘Bedenkt dat één daad van onbezonnenheid de ernstigste moreele en physieke schade voor U kan meebrengen’ met het
oog op de spoedige terugkeer van zijn kabinet, afscheid had genomen van de Britse pers. In hetzelfde nummer werden ‘jonge vrouwen
en meisjes’ reeds gemaand de aantrekkingskracht van het geallieerde uniform te weerstaan en de bevrijders ‘kameraadschappelijk doch
beheerst’ te onthalen. ‘Denkt er aan, dat deze mannen al lang van huis zijn, dat zij
daarom behoefte hebben aan een huiselijke sfeer en aan vrouwelijke gezelligheid. Maar vergeet nooit, dat er in het
vreemde land moeders, vrouwen en meisjes zijn, die hen liefhebben, misschien dag en nacht met hunne gedachten bij hen
zijn. (...) Bedenkt dat één daad van onbezonnenheid de ernstigste moreele en physieke schade voor U kan meebrengen.’
Het bulletin van 14 september bejubelde de bevrijding van Eijsden
en Gulpen door de Amerikanen en waarschuwde met klem de dag van de
bevrijding niet tot een ‘Bijltjesdag’ te maken. ‘Handen af van de
landverraders! Laat het recht zijn loop hebben en laat langs
wettigen weg gerechtigheid aan deze misdadigers geoefend worden.
‘De strijd in Nederland ten volle ontbrand’, stond er op 19 september boven het bulletin. Twee dagen eerder, op zondag 17 september, had de BBC bekendgemaakt dat het Britse Tweede Leger in het
offensief was gegaan en dat eenheden van het Eerste Geallieerde
Luchtlandingsleger in het zuidoosten van ons land waren gedropt.
Operatie ‘Market Garden’ was begonnen. Parachutisten moesten vijf
grote bruggen veroveren: over het Wilhelminakanaal bij Son, over
de Zuid-Willemsvaart bij Veghel, over de Maas bij Grave, over de
Waal bij Nijmegen, over de Rijn bij Arnhem; daarnaast werden ook
bij een aantal kleinere bruggen landingen uitgevoerd. De luchtlandingstroepen moesten als het ware de loper uitleggen voor het aan
de Belgisch-Nederlandse grens staande Britse Tweede Leger, dat in
twee dagen Arnhem moest hebben bereikt. Vervolgens moest doorgestoten worden naar het IJsselmeer, om daarna oostwaarts af te
buigen richting de Noordduitse Laagvlakte; de Britse veldmaarschalk Montgomery, het brein achter ‘Market Garden’, wilde met
kerstmis in Berlijn staan. Ter ondersteuning van het offensief had
de Nederlandse regering die zondagavond het spoorwegpersoneel via
Radio Oranje opgeroepen in staking te gaan, zodat het Duitse
militaire transport zou worden belemmerd.
Opnieuw leek de bevrijding dichtbij, opnieuw volgde de teleurstelling. Op 26 september moest Trouw schrijven dat de verste brug,
die over de Rijn bij Arnhem, nog steeds niet in geallieerde handen
was en dat de luchtlandingstroepen daar zware verliezen hadden
geleden. Maar er was nog hoop, stelde het bulletin, want inmiddels
hadden de grondtroepen de Rijn bereikt en met de parachutisten
contact gemaakt. ‘De hoop dat de overgang over de drie groote
rivieren zal worden geforceerd en dat de toegang tot de Noord-Duitsche laagvlakte zal worden opengebroken heeft weer deugdelijke
grond.’ De werkelijkheid was anders. In de nacht van maandag 25 op
dinsdag 26 september was wat er van de Britse luchtlandingsdivisie nog restte met bootjes over de Rijn teruggehaald. De brug
over de Rijn was er één te ver geweest.
Bleef na Dolle Dinsdag de hoop op een spoedige bevrijding levend,
nu leek de kans daarop voorlopig verkeken. In de loop van oktober
verscheen gewoon weer een ‘groot’ nummer van Trouw. De optimistische toon van de bulletins was verdwenen. ‘Het zal wel een tijdje
duren, totdat de voorbereidingen voor de volgende doorbraak zijn
afgesloten’, klonk het haast berustend. Eerst diende de bevoorrading van de troepen op peil te worden gebracht, en dat was gezien
de beperkte capaciteit van havens en wegen niet eenvoudig, stelde
Trouw. Er stond Nederland weinig goeds te wachten. ‘Thans krijgt
niet alleen Hitler de kans onze laatste voorraden te doen wegsleepen, onze havens te laten vernietigen en door het inundeeren
van nieuwe gebieden en het opwerpen van versterkingen een nieuwe
verdedigingslinie op te bouwen, doch wordt ook Nederland vermoedelijk het tooneel van misschien de meest verbeten veldslagen van
den oorlog.’
De bevrijding leek voorlopig uit het zicht verdwenen, maar de
zorgen van Trouw over de naoorlogse pers waren er niet minder om.
Het kerstnummer van de speciale uitgave voor Haarlem en omstreken.
De gestalten van honger en oorlog rondom de kribbe.
| |
‘Een groot persvacuüm’
In de commissie van de illegale pers, in augustus 1944 opgericht,
was Trouw flink geschrokken van de grootse plannen die Het Parool, De Waarheid en VN hadden. Eerstgenoemde twee bladen wilden
na de bevrijding als dagblad verschijnen, in een oplage van respectievelijk 637.000 en 250.000 exemplaren; VN wilde als weekblad doorgaan en was van plan in een oplage van 300.000 exemplaren te
verschijnen. Omdat, als gevolg van het Persbesluit, De Telegraaf, Nieuws van den Dag, Algemeen Handelschblad en de NRC, alle
van ‘rechtse’ signatuur, onder het verschijningsverbod vielen,
dreigde na de bevrijding een persmonopolie van ‘links’. Om dit te
kunnen voorkomen, was het bij lange na niet voldoende het vacuüm
te vullen dat door het tijdelijk verbod van De Standaard zou
ontstaan. Het antirevolutionaire dagblad had voor de oorlog een
oplage van rond de 27.000 exemplaren gekend. Werden daar de oplagecijfers van het Friesch Dagblad, de Nieuwe Provinciale Groninger
Courant en De Rotterdammer met zijn kopbladen bij opgeteld, dan
kwam het totaal van de antirevolutionaire dagbladpers op krap
80.000 exemplaren – dat viel in het niet bij de oplagen waarmee
Het Parool, De Waarheid en VN bovengronds wilden komen.
Begin oktober besloot Trouw in de perscommissie een naoorlogse
oplage van 500.000 exemplaren te claimen, ‘gedurende een periode
van 10 à 14 dagen’, vermeldt de betreffende nota. Nog steeds werd
de tijd zeer kort gedacht die de in te stellen perszuiveringscommissie nodig zou hebben om redactie en bestuur van de tijdelijk
verboden bladen onder de loupe te nemen. En wellicht kon De Standaard al eerder verschijnen. Men wilde toestemming vragen om in
afwachting van de zuivering voorlopig te mogen uitkomen.
Inmiddels was over de toekomst van Trouw onder de verspreiders
verwarring ontstaan. Trouw zou door de regering zijn aangewezen om
na de oorlog door te verschijnen als orgaan van ‘de officiële
instanties’, zo werd verteld. Dat misverstand had zijn oorsprong
in de toelichting die Van Ruller op een vergadering van verspreiders op het Persbesluit had gegeven. Hij had gezegd dat de illegale pers de leemte in de nieuwsvoorziening moest vullen die door
het verschijningsverbod van alle na 1 januari 1943 nog verschenen
kranten zou ontstaan, en dat het besluit daarom kon worden opgevat
als een ‘regeringsopdracht gericht tot de gehele ondergrondse
pers’.
Op een eind oktober gehouden weekend hielp Van Ruller dit misverstand uit de wereld. Trouw had een veel grotere opdracht, ‘niet
van de Koning, maar van de Koning der Koningen’. Er dreigde ‘een
vloedgolf van bladen van de links-radicale richting’, die Trouw
moest zien te keren. ‘Er is een groot persvacuüm en dat moeten we
vullen’, verwoordde Van Ruller het enkele dagen later in een brief
aan de verspreiders in het noorden en oosten, die het weekend
niet hadden kunnen bijwonen. ‘We moeten
Dreigde ‘een vloedgolf van bladen van de links-radicale richting’? als tegenstroom dienst
doen om in Christelijk-nationale zin ons volk voor te lichten over
de groote vragen die aan de orde komen: De politieke wilsvorming,
de annexatie, de jeugd, de rechtspraak over landverraders, de
positie der illegaliteit enz. enz. Dat kunnen we toch niet overlaten aan de linkerzijde?’ Van Ruller realiseerde zich dat dit in
strijd was met de oorspronkelijke bedoeling na de bevrijding één
of twee nummers uit te geven en dan plaats te maken voor De Standaard, maar nood brak wet.
Kennelijk was de redactie vanuit de verspreidersgroep meer dan
eens aan die afspraak herinnerd, want Van Ruller schreef nogal
kribbig: ‘Ga nu niet allerlei theorieën ophangen over hetgeen
vroeger was afgesproken. We moeten ons richten naar de ontwikkeling der dingen en die maken dezen gang van zaken noodzakelijk.’
En mochten er verspreiders bang zijn dat Trouw na de bevrijding
in partijpolitiek vaarwater zou komen, dan kon Van Ruller ze
gerust stellen. De periode dat Trouw zou blijven verschijnen zou
zo kort mogelijk zijn; daarin zou de krant zich zeker niet als
partijblad opwerpen, maar ‘voorlichting geven in den geest van
Trouw, niet meer, maar ook niet minder’. En die geest was niet
antirevolutionair, maar christelijk-nationaal, stelde Van Ruller
nog maar eens uitdrukkelijk.
Om dat te onderstrepen schreef hij de verspreiders in het noorden
en oosten dat Bruins Slot recentelijk een gesprek had gehad ‘met
één van de voormannen (een belangrijke, die zich goed heeft gehouden) van de groote liberale pers; zijn “vroegere” krant valt onder
het verspreidingsverbod’. Deze had Bruins Slot gezegd dat het
gemis van de liberale pers na de bevrijding minder zwaar zou
vallen indien Trouw tijdens de zuiveringsperiode zou blijven verschijnen en zou blijven schrijven in dezelfde geest die het
tijdens de bezetting had geademd: ‘vanuit een positief-Christelijke gedachtenwereld in nationalen zin’. Bruins Slot had dat
beloofd.
Nieuwsvoorziening
‘Wat kunnen wij nu nog doen?’, luidde het tweede punt dat op het
weekend van eind oktober op de agenda stond. Van Ruller stelde,
dat Trouw tot de bevrijding ook een belangrijke nieuwsvoorzienende
taak had te vervullen. Tijdens de hectische septemberdagen had de
redactie geprobeerd dit centraal aan te pakken, maar dat ging ten
koste van de actualiteit, zo was gebleken. Voordat de ‘vliegende
blaadjes’ gedrukt en verspreid waren, had de werkelijkheid de
inhoud al achterhaald. Door de op 17 september afgekondigde
spoorwegstaking was centrale nieuwsvoorziening helemaal onmogelijk geworden. Het zetsel en de kranten konden niet meer per trein
worden vervoerd. De verspreiding van de landelijke bulletins was
nadien beperkt gebleven tot Amsterdam en omstreken; de groepen
elders was aangeraden mee te gaan werken aan nieuwsuitgaven die
gezamenlijk door de plaatselijke persgroepen werden uitgegeven,
doorgaans onder de titel Oranje-Bulletin.
Van Ruller zelf werkte mee aan het Oranje-Bulletin dat in Amsterdam verscheen.
Net als elders had ook in de hoofdstad de groep van Ons Volk hiertoe het initiatief genomen. Ons Volk was in 1943
opgericht, met hoog in het vaandel de afkeer van de ook in de
ondergrondse pers welig tierende ‘hokjesgeest’. De honger naar
nieuws, die begin september met het in snel tempo naar Nederland
oprukken van de geallieerde legers nog groter was geworden, werd
door Ons Volk aangegrepen om de ‘verzuilde’ illegale pers ten bate
van een goede nieuwsvoorziening onder één noemer te brengen. Dat
streven was echter van meet af aan tot mislukken gedoemd. Vooral
Het Parool mikte te zeer op een
Uitvallende elektriciteit en oprukkende geallieerde legers
maakten een grote honger naar nieuws los naoorlogs lezerspubliek om de
nieuwsvoorziening aan gemeenschappelijke bulletins over te laten.
In plaatsen waar al een eigen nieuwsuitgave verscheen, werd die na
de oprichting van een gemeenschappelijk orgaan gehandhaafd;
verscheen er nog geen eigen bulletin, dan werd meegewerkt
aan de plaatselijke gezamenlijke nieuwsuitgave, om tegelijkertijd
een eigen bulletin voor te bereiden. Was de uitgave van een eigen
bulletin eenmaal gerealiseerd, dan liet Het Parool zich meestal
weinig meer gelegen liggen aan de bestaande samenwerkingsverbanden.
In Amsterdam, in het laatste oorlogsjaar brandpunt van de landelijke illegale pers, verscheen vanaf 15 september een Oranje-Bulletin. ‘Dit werkte goed tot de electriciteit en daarmee de
luistergelegenheid voor de menschen uitviel. Nu werd nieuwsvoorziening noodzakelijk’, aldus Van Ruller op het weekend van eind
oktober. In Amsterdam, en ook in de rest van Noord-Holland, was
de stroomlevering begin oktober gestaakt. De radio’s, die bij de
vordering in 1943 waren achtergehouden, waren voor het overgrote
deel waardeloos geworden. Weinig luisteraars slaagden
erin hun radio op een dynamo of accu te laten werken of illegaal
stroom af te tappen; het bouwen van een kristalontvanger, die geen
directe stroombron nodig had, was evenmin voor velen weggelegd. De
nieuwsvoorziening werd nóg belangrijker.
In de redactiecommissie van het Amsterdamse Oranje-Bulletin werd
het voorstel gedaan het Oranje-Bulletin tot het enige nieuwsorgaan van
de hoofdstad te maken en de eigen bulletins van de deelnemende
bladen te staken. Het Parool, dat al vanaf 5 september, Dolle
Dinsdag, met een ‘speciaal bulletin’ uitkwam, waarin trouwens ook
commentaren verschenen, wees dit voorstel van de hand. Nieuws was
nóg belangrijker geworden, nóg meer een wapen in de slag om de
naoorlogse lezer. Het Parool: speciaal bulletin bleef bestaan, en
ook VN en De Waarheid zetten hun in september begonnen nieuwsuitgaven voort. Trouw kon niet meer achterblijven. Op 25 oktober
verscheen in Amsterdam het eerste nummer van het Trouw-bulletin,
de eerste plaatselijke uitgave van Trouw. Er zouden uiteindelijk
meer dan vijftig lokale en regionale edities van Trouw verschijnen.
Jubileumnummer van de speciale uitgave voor Den Haag en omstreken.
| |
Trouw-bulletin
Anders dan de nieuwsuitgaven van Het Parool, VN en De Waarheid
verscheen het Trouw-bulletin driemaal per week, op maandag,
woensdag en vrijdag, de dagen waarop het Oranje-Bulletin niet
uitkwam. Behalve nieuws bevatte Trouw-bulletin- ook redactionele
artikeltjes. Daarin onderscheidde het zich van het ‘neutrale’
Oranje-Bulletin
Op 30 november 1944 werd de uitgave van het Oranje-Bulletin
gestaakt. ‘Bulletin ter verspreiding van de letterlijke tekst van
Regeringsverklaringen, bevelen van het Geallieerd Opperbevel,
aanwijzingen van het ondergrondse verzet, en hoofdzaken van het
nieuws’, zo luidde de ondertitel van het Oranje-Bulletin. Die
verklaringen, bevelen en aanwijzingen waren er maar weinig, en
nieuws gaven de illegale bladen ook in eigen bulletin-uitgaven. Dat gaf Trouw-bulletin bestaansrecht, maar had
nog een andere reden: nieuws alleen was niet genoeg. De lezers
moesten ook worden voorgelicht en bemoedigd, ‘principieel’ uiteraard. Ze moesten na lezing, zoals Van Ruller het op een verspreidersvergadering eens uitdrukte, niet alleen zeggen: ‘Ik ben weer
bij’, maar ook: ‘Ik ben weer fit’.
Het artikel ‘De spoorwegstaking een zegen’, dat in het vierde nummer van
Trouw-bulletin was opgenomen, was zo’n hartversterkend stuk.
Als vergelding voor de spoorwegstaking had ‘Reichskommissar’
Seyss-Inquart besloten de voedseltransporten naar West-Nederland stop te zetten. Die maatregel deed zich al gauw in de rantsoenen
voelen, maar dat offer was de staking volgens Trouw meer dan
waard. ‘De gevolgen zijn dat de vijand niet in staat is op groote
schaal gevangenen naar Duitschland te voeren, dat hij in het
Westen geen arbeidskrachten voor de linies kan vorderen omdat hij
ze niet vervoeren kan, dat hij verhinderd is zijn materiaal voor
de operaties tijdig te verplaatsen naar dat deel van het front
waar hij het snel van noode heeft.
Trouw-bulletin leende zich ook goed voor het becommentariëeren van
het frontnieuws, dat na het mislukken van de slag bij Arnhem niet
al te opwekkend was. Radio Oranje stelde op 12 november in een
frontbeschouwing ‘dat er voor Noord-Nederland tot aan het voorjaar weinig perspectief meer in de oorlog zit’. Nam je dat sec in
het bulletin over, dan duwde je de bevolking nog meer in de put.
In het Trouw-bulletin werd in een commentaar de kanttekening
geplaatst dat ‘wie een opmars heeft gemaakt vanaf Cherbourg naar
de Rijn en daarbij krachtige linies heeft geforceerd, rivieren als
de Seine, Maas en Waal is overgestoken, heus niet voor de veel
smallere Rijn hoeft te blijven steken’. Ook werd de mogelijkheid
geopperd dat de geallieerden ‘sprongsgewijs’ via de Zuid-Hollandse
eilanden Holland zouden binnendringen. Het waren opmerkingen die
militair-strategisch wellicht weinig hout sneden, maar ze gaven de
burger moed.
Frontnieuws en andere berichten die in Trouw-bulletin werden
opgenomen, kwamen van de ‘luisterpost’ (‘LP’) die in mei 1944 was
opgezet door Gijs Kuypers, een pas aan de VU
afgestudeerde jurist. De redactie van Trouw had behoefte aan
documentatie (redevoeringen van de koningin, verklaringen van de
regering in Londen en van de geallieerden etc.), zo had zijn
vriend Jan Goldschmeding, een student theologie aan de VU, die na
de ramp op OH bij Trouw was gehaald, hem verteld. ‘Daar kan
jij wel voor zorgen, jij doet toch niks.’ Kuypers stemde toe. In een
kamer boven de uitgeverij Van Bottenburg aan de Prinsengracht werd
de luisterpost ingericht. Met een cosmograaf werden uitzendingen
van Radio Oranje, de BBC, maar ook wel van ‘The Voice of America’,
Radio Beromünster en Radio Leopoldville (Vlaamstalig), op grammofoonplaten opgenomen en vervolgens uitgetypt. Kuypers werd hierin
bijgestaan door zijn broer Jan en diens vriend Jacques van Wezep.
Koerierster Francien van der Blom bracht de verslagen naar de
redactie.
Begin oktober werd Goldschmeding gearresteerd. Hij werd op 11 oktober, samen met Leo Dijksterhuis, ook Trouw-medewerker en student theologie, gefusilleerd als represaille voor
een ‘Daar kan
jij wel voor zorgen, jij doet toch niks’ aanslag in Wormerveer. Omdat hij bekend
was met de luisterpost bij Van Bottenburg, werd de LP verplaatst
naar de groothandel van Van Leer aan de Prins Hendrikkade, zoals
van tevoren al was afgesproken. Op de dag van de verhuizing viel
de electriciteit uit, maar daar was rekening mee gehouden. Er
stond een radio met accu gereed, en in plaats van de cosmograaf
was er een dictafoon, die het geluid vastlegde op een door een
koffergrammofoonmotor aangedreven wasrol. Tot de bevrijding zouden
twaalf koffergrammofoonmotoren worden versleten. Het aantal gebruikte wasrollen was een veelvoud daarvan. Door ze te slijpen –
dit gebeurde bij gebrek aan stroom met een stationaire fiets,
waarvan het achterwiel de slijpmachine aandreef – konden ze weliswaar een aantal malen worden gebruikt, maar dat bood onvoldoende soelaas. Toen de LP in januari door de voorraad dictafoonrollen
heen dreigde te raken, werd een beroep op de lezers gedaan. Er
kwamen zoveel rollen binnen, dat er bij de bevrijding zelfs over
waren.
In februari 1945 moest voor de tweede maal van adres worden veranderd toen de Duitsers een inval bij Van Leer deden. De LP moest
halsoverkop verlaten worden. Het was de SD echter niet om de
luisterpost te doen, maar om aan de Duitse vorderingen onttrokken
textiel dat tussen de dubbele wanden van het magazijn was verborgen. Desondanks achtte Trouw het beter de LP te verplaatsen, naar
de melkhandel ‘Zaanlandia’ aan de Keizersgracht, hoek Herenstraat.
Richtlijnen
Kort voor de verschijning van het eerste nummer van Trouw-bulletin
in Amsterdam, op 25 oktober, ging met het oog op het beginnen van
dergelijke uitgaven elders een circulaire naar de hoofdverspreiders, getiteld ‘Richtlijnen voor de medewerkers van Trouw’. ‘Het
is geoorloofd medewerking te verleenen aan gemeenschappelijk met
anderen uit te geven bulletins met de uitdrukkelijke voorwaarde
dat hierin alleen voorkomen officiële stukken van de regeering of
radio Oranje, benevens buitenlands nieuws (frontnieuws) en binnenlands nieuws (verzetsnieuws). Andere redactioneele stukken mogen
onder geen voorwaarde worden opgenomen.’ Nu eigen bulletins in
voorbereiding waren, kon de druk om de gezamenlijke uitgaven
strikt ‘neutraal’ te houden, worden opgevoerd. Ook werden de
medewerkers ervan verwittigd dat elke bemoeienis van de Ordedienst (een paramilitaire organisatie die na de bevrijding voor orde en rust wilde zorgen), de
‘delta’ (samenwerkingsverband van het gewapend verzet, zijnde de OD,
de Landelijke Knokploegen en de Raad van Verzet, ook
wel ‘driehoek’ genoemd) of andere verzetsorganisaties die niet specifiek persorganisaties waren, ‘in de meest besliste zin moet worden afgewezen’.
‘De pers en in ieder geval Trouw moeten volkomen onafhankelijk blijven.’
Aan dat consigne lag niet alleen ten grondslag dat het uitgeven
van lokale edities meer van de medewerkers vergde, maar ook dat
het combineren van activiteiten risico’s met zich meebracht. Een
arrestatiegolf in deze of gene organisatie kon ook het Trouw-apparaat beroeren. De Trouw-leiding was vooral huiverig voor de
Knokploegen (LKP), die een toeloop te verwerken had gekregen van zogenaamde ‘6
September-artisten’, lieden die in het zicht van de bevrijding bij
het verzet waren gegaan. Onbekend met de kneepjes van het illegale
werk opereerden deze strijders van het laatste uur niet altijd
even voorzichtig, wat arrestaties in de hand werkte.
‘Ik weet wel, dat in ons isolement vaak onze kracht ligt, maar
gaat dit niet te ver?’, reageerde Jaap Boot, hoofdverspreider in
Noord-Holland, op de ‘Richtlijnen voor de medewerkers van Trouw’.
Hij had zijn perswerk (eerst VN, later Trouw) van meet af aan
gecombineerd met werk voor de Ordedienst (OD) en de LO/LKP, en was na Dolle
Dinsdag toegetreden tot de Zaanse ‘driehoek’. Namens Trouw nam hij
deel aan Strijd, het gezamenlijke nieuwsbulletin voor de Zaanstreek dat in de persoon van Boot nauwe contacten onderhield met
de ‘driehoek’. Hij was tot ‘perschef’ benoemd, zo had hij ‘Amsterdam’ laten weten. Enkele dagen later ontving Boot de ‘Richtlijnen
voor de medewerkers van Trouw’, met daarbij voor alle duidelijkheid een begeleidend briefje: hij hoorde niet in de ‘driehoek’ te
zitten en had niet mogen instemmen met de titel Strijd voor het
gemeenschappelijke nieuwsorgaan. Dat moest net als in Amsterdam
Oranje-Bulletin heten. Mocht dit bij De Waarheid en de andere bladen op verzet stuiten,
dan moest hij ook daar opstappen. Boot legde de oekazes naast zich
neer. Met zijn OD-werk was hij al in 1940 begonnen, vanaf 1943
werkte hij voor de LO/LKP: moest hij dat zomaar opgeven, terwijl
zijn werk voor VN en Trouw er nooit onder had geleden? Hij piekerde er niet over. Samenwerking tussen de ‘driehoek’ en de pers had
enkel en alleen voordelen. ‘B.v. Als er een spoorwegaanslag wordt
gepleegd en er worden als represaille enige huizen in brand gestoken, dan wordt het volk meestal defaitistisch. Hier ligt een taak
voor de pers.’ Over de naam Strijd was men in Amsterdam verkeerd
ingelicht, schreef Boot. Oranje-Bulletin was als titel ter sprake
gekomen maar verworpen, omdat die al in Amsterdam werd gebruikt. ‘De meesten waren bang voor plagiaat’.
Van zwichten voor druk van De Waarheid was geen sprake geweest.
Dat was in Rotterdam wel gebeurd.
Op aandringen van De Waarheid-groep werd daar De Vrije Pers als titel gevoerd. Bij een neutraal
nieuwsbulletin hoorde een neutrale titel, niet ‘Ik krijg de indruk
dat men in Amsterdam van meening is dat we hier uitsluitend
patronen zitten te tellen’ een titel die aan
het Oranjehuis refereerde, meenden de communisten. Of er uit
Amsterdam druk is uitgeoefend De Vrije Pers te verlaten is niet
bekend. Wrijvingen zijn er in ieder geval wel geweest over de KP-activiteiten van de Rotterdamse Trouw-groep. ‘Ik krijg de indruk
dat men in Amsterdam van meening is, dat we hier uitsluitend
patronen zitten te tellen’, schreef de gegriefde Bas van Duin aan
Cor Vos (‘Frank’, later ‘Alex’), hoofdverspreider in Rotterdam.
‘Men schrijft althans zeer onsympathiek en denigreerend’. Vos en
Arie Hordijk (‘Rein’, later ‘Engbert’), die ook in Rotterdam
werkte, dreigden zelfs hun werk voor Trouw eraan te geven en voor
de KP te kiezen. De soep werd echter niet zo heet gegeten als zij
werd opgediend. Op een in december gehouden provinciale vergadering werd besloten de combinatie Trouw-KP te tolereren, zolang
het werk voor de krant maar niet in het gedrang kwam.
Ook met Friesland ontstonden er problemen over het werken voor de
KP. Van vermaningen uit Holland was men niet gediend. Begin november liet provinciaal verspreider Jan van der Meer Amsterdam weten
er sterk over te denken Trouw voor gezien te houden en voor de KP
te kiezen. ‘M’n verstand kan er niet bij dat ik als anderen er op
uit trekken, thuis zou moeten blijven zitten, louter omdat ik van
Trouw ben’. En hij was niet de enige die er zo over dacht, waarschuwde Van der Meer. Maar net als in Rotterdam liep het zo’n
vaart niet; ook in Friesland haakte niemand af.
Gijs Kuypers op de ‘luisterpost’ van Trouw.
(Foto HDC)
| |
‘Speciale uitgaven’
Op 27 oktober, twee dagen nadat in Amsterdam Trouw-bulletin was
verschenen, kwam in Hilversum het eerste nummer van Trouw-bulletin: ‘Oranje Boven’, mededeelingen
voor Hilversum en omstreken
uit. Dat was de ‘jongens’ daar, Theo Schooneveld en Harry Kok
(‘Theo en Harry Gooi’) niet gemakkelijk afgegaan. Het
‘organiseren’ van het benodigde materiaal (stencilmachine, inkt,
papier) was maar moeizaam verlopen, omdat ze zich door het gevaar
van razzia’s nauwelijks op straat hadden kunnen begeven. Op 19
oktober waren in Hilversum vijftienhonderd mannen opgeroepen
om tewerkgesteld te worden aan Duitse verdedigingslinies in het
noorden en oosten van het land (in de volksmond ‘het spitten’
genoemd). Er waren er maar achthonderd komen opdagen, waarvan het
overgrote deel bewijzen van vrijstelling had kunnen overleggen. De Duitsers waren vervolgens in de dagen erna lukraak mannen van de
straat gaan oppakken. Daarbij was Kok in de val gelopen. De Duitse
soldaat had hem echter een moment losgelaten om nog een man in de
kraag te vatten, waarop Kok de benen had genomen. Op 23 oktober
was een grootscheepse razzia gevolgd waarbij Hilversum huis voor
huis was doorzocht. Vijfendertighonderd mannen waren weggevoerd.
De schuilplaats van Schooneveld en Kok hadden de Duitsers niet
weten te vinden. ‘Toch voelen we ons nog niet veilig’, schreef
eerstgenoemde aan Amsterdam. ‘Zouden ze nog terugkeeren?’
Desondanks verscheen op 27 oktober Trouw-bulletin: ‘Oranje Boven’.
De ondertitel ‘mededeelingen voor Hilversum en omstreken’ kon nog
niet waargemaakt worden, want de verspreiding bleef tot Hilversum
beperkt. In Nederhorst den Berg stond een stencilmachine gereed,
maar er was nog geen papier en het contact aldaar spande zich
volgens Kok niet erg in om eraan te komen. Wat was het nut van
een nieuwsuitgave van Trouw als in Nederhorst den Berg al het VN-bulletin verscheen? Kok bond hem op het hart, dat het om meer ging
dan nieuws alleen: Trouw-bulletin zou ook ‘principiële voorlichting’ geven.
Over hun eerste nummer waren ‘Theo en Harry Gooi’ overigens slecht
te spreken. Het stencil dat ze uit Nederhorst den Berg hadden
ontvangen, was van abominabele kwaliteit en zat bovendien vol
type- en taalfouten. ‘Dit was treurig!’, schreef Kok verbolgen aan
Amsterdam. ‘We moeten onze goede naam handhaven, en dat moet in de
inhoud, maar ook in de verzorging uitkomen!’ Uit schaamte durfde
hij het nummer niet ter presentatie aan de redactie op te sturen.
Met het tweede nummer ging het niet veel beter. De stencilmachine,
die haar beste tijd had gehad, begon te haperen; een deel van de
oplage kon zo de kachel in.
Bij alle tegenslag kregen Schooneveld en Kok ook nog eens te maken
met de kinderziektes van de koeriersdienst. De spoorwegstaking had
aan het onderhouden van schriftelijk contact via ‘treinende’ koeriersters een einde gemaakt. Aan dat contact was grote behoefte,
omdat door de staking ook het houden van landelijke weekends
niet langer mogelijk was. Wim Speelman stelde daarom begin oktober
een estafettedienst van fietsende meisjes in. Vanuit Amsterdam
liep een dagelijkse route richting Haarlem, de Zaanstreek, Rotterdam,
het Gooi en Utrecht; op het noorden en oosten werd
De koeriersdienst werd de trots van Trouw tweemaal
in de week gereden. Bepaald vlekkeloos liep de dienst de eerste
tijd niet. Dat niet alle verspreiders het nut ervan inzagen, zal
daar zeker mee te maken hebben gehad. Een dagelijkse estafettedienst: was dat niet wat overdreven? Een of twee keer in de week
bericht was toch genoeg? En besefte men in Amsterdam wel wat het
van de meisjes vergde om dag in dag uit door weer en wind te
fietsen? Speelman had er geen boodschap aan. ‘Van mijn part met
een briefje, waar niets anders op staat dan: alles best en de
groeten, maar komen moeten ze’, verordonneerde hij. En ze zouden
komen, uiteindelijk tot ieders enthousiasme. De strak georganiseerde koeriersdienst werd de trots van Trouw en bleek onontbeerlijk voor de opbouw van de lokale en regionale uitgaven, ook al
ging het koerieren niet altijd zonder strubbelingen.
Schooneveld en Kok kregen in Hilversum de post uit Nedehorst den
Berg, de eerste estafetteplaats richting het oosten en noorden.
Vanaf Hilversum fietsten koeriersters naar Bunschoten, vandaar via
Harderwijk naar Zwolle. In Bunschoten liep de uitwisseling van de
‘post’ regelmatig mis, wat Schooneveld en Kok de nodige hoofdbrekens bezorgde. ‘Die koeriersdienst is een onding’, schreef
Schooneveld eind oktober aan Amsterdam. Al een paar keer hadden
zijn koeriersters naar Harderwijk door moeten fietsen – dat kon zo
niet blijven. De retourafstand Hilversum-Harderwijk was 110 kilometer
en dat op een fiets met massieve banden, met het stuk naar
Harderwijk op slechte wegen. Een van zijn koeriersters was al eens
met ontzettende hoofdpijn van het gebonk in Nijkerk gestrand. De
koeriersdienst werd in de loop van november over Amersfoort verlegd, maar dat zou geen verbetering zijn.
Trouw kreeg haar derde plaatselijke editie in Haarlem. Veel voeten
had dat niet in de aarde gehad want de Trouw-verspreiders Jan
Stoorvogel en Piet Waagmeester gaven daar al vanaf december 1943 De
Luistervink: nieuws van de fronten uit. Op 25 oktober was De
Luistervink van een wekelijkse op een dagelijkse frequentie overgegaan, om op de dertigste te verschijnen
onder de titel Trouw-bulletin: Oranje Boven!!; dagelijksche mededeelingen voor Haarlem
en omgeving. Twee dagen later trok Trouw zich terug uit de besprekingen die in Haarlem gaande waren om tot een gemeenschappelijke
nieuwsuitgave te komen. Onenigheid over de titel was een reden,
maar niet de voornaamste. Volgens Trouw zou een gezamenlijk nieuwsbulletin op niets uitlopen. ‘Zie Amsterdam, waar naast het Oranje-Bulletin elken dag een blaadje verschijnt van V.N., Parool en
Trouw, dit omdat naast het gezamenlijke blad behoefte ontstaat
zelf het Nederlandsche volk vanuit eigen gezichtshoek voor te
lichten’, liet Trouw de andere beoogde deelnemers weten. Het ging
om meer dan nieuws alleen.
In de loop van de maand november gingen ook elders lokale uitgaven
verschijnen, in Utrecht, Den Haag, de Zaanstreek, Rotterdam,
Dordrecht, Leiden, Gouda, Alkmaar, Heerhugowaard. Het werden er
uiteindelijk meer dan vijftig, een gezamenlijke wekelijkse oplage
van ongeveer een half miljoen exemplaren bereikend, variërend van
Trouw: speciale bulletin-uitgave voor Veluwerand en Utrecht ten
Zuiden, die sporadisch is verschenen en een oplage van een paar
honderd gestencilde exemplaren had, tot Trouw: speciale uitgave
voor Amsterdam en omstreken, die drie keer in de week in een
gedrukte oplage van 15.000 exemplaren werd verspreid. De ‘grote’
krant, die gemiddeld om de drie weken uitkwam, bereikte in de
laatste winter een oplage van 145.000 exemplaren. Daarmee was
Trouw de krant met de meeste edities en de grootste oplage. ‘De
krant in ieders hand’, was het parool.
Uitgavebeleid
In het eerste nummer van Trouw-mededeelingen, het orgaan voor het
verspreidingskader van Trouw, dat het gemis aan het onderling
contact van de landelijke weekends. die door de spoorwegstaking
niet meer konden plaatsvinden, moest ondervangen, zette de redactie uiteen hoe en in welke vorm Trouw voortaan werd uitgegeven. De
landelijke (‘grote’) krant verscheen om de twee of drie weken, met
vier Nieuws mocht zelf worden verzorgd, hoofdartikelen kwamen uit Amsterdam
in plaats van acht pagina’s, zoals tot september het geval
was geweest. Naast de landelijke krant werden twee of drie keer in
de week ‘speciale uitgaven’ uitgegeven. Zo dienden de plaatselijke of streekgewijze edities te heten – niet ‘bulletin’, ‘speciale bulletin-uitgave’ of iets dergelijks – ‘waarin naast redactioneele artikelen nieuws gegeven wordt’. Nieuws (frontnieuws, maar
ook binnenlands nieuws) mocht zelf worden verzorgd; beschouwende
artikelen en commentaren werden vanuit Amsterdam aangeleverd. In
geval van nood (de kopij kon eens niet doorkomen) mochten ook
stukken uit speciale uitgaven van elders worden opgenomen, ‘zooveel mogelijk de politieke en algemeene artikelen uit de te Amsterdam verschijnende speciale uitgave’. Artikelen afgestemd op
plaatselijke omstandigheden mochten alleen worden opgenomen, als
ze werden geschreven door een lokale redacteur ‘die door de
redactie is aangewezen of goedgekeurd’.
Voor Trouw in het noorden en oosten van het land gold een aparte
regeling. Speciale uitgaven verschenen daar nog niet. Er was nog
stroom, dus er kon nog naar Radio Oranje geluisterd worden. Niet minder belangrijk was dat de ‘linkse’ illegale bladen veel minder sterk waren vertegenwoordigd. Totdat ook in het noorden en
oosten speciale uitgaven zouden gaan verschijnen, werden in de
landelijke krant artikelen ingelast, die inhaakten op de toestand
daar. Deze artikelen werden geschreven door ‘Dr. Maas’, schuilnaam
van dr. R.J. Dam, rector van het Gereformeerd Gymnasium in Kampen
en leider van de illegale ARP in Overijssel. Hij mocht, ‘indien de
toestand en de gesteldheid der bevolking hem daartoe aanleiding
gaf’, kopij uit Amsterdam weglaten en zelf stukken schrijven, met
de uitdrukkelijke beperking, dat dit niet ten koste mocht gaan van
hoofdredactionele artikelen ‘die van politieke beteekenis zijn.’
‘De verantwoordelijkheid voor de inhoud van de krant is en moet
blijven voor rekening van de redactie. Dat is conditio sine qua
non voor ons blad en van het begin af de afspraak.’
Die verantwoordelijkheid kon de redactie aanvankelijk niet laten
gelden voor de inhoud van de krant die in het bevrijde zuiden
verscheen. En dat was te merken ook.
© Bak schrijft ! | Historicus, schrijver en
redacteur Peter Bak
| | | |