Een gijzelaar en zijn zoon
Willem Wagenaar (1886-1969)

29 januari 2017
Willem Wagenaar
‘Wir hoffen und beten dasz wir bald die Freiheit zurück bekommen dürfen,’ schrijft Willem Wagenaar op 25 juli 1941 in een briefkaart. Sinds een maand zit hij vast in kamp Schoorl, barak 11a. De briefkaart is gericht aan zijn zoon Wim, die ook gevangen zit: Deutsches Polizeigefängnis, Van Alkemadelaan 850 Den Haag, ofwel ‘Oranjehotel’, cel 445. Wagenaar junior is betrokken geweest bij een spionagegroep onder leiding van de student Han Stijkel. Begin april 1941 is Stijkel gearresteerd. Een week later staat de Sicherheitsdienst (SD) bij de familie Wagenaar voor de deur, Haanplein 18 Den Haag. Zoon Wim wordt meegenomen. De SD meldt zich op 30 juni 1941 opnieuw, nu voor vader Willem, die als gijzelaar naar Schoorl wordt afgevoerd.
    Die laatste junidag is de dag dat de bezetter Nederlands politiek bestel liquideert. De politieke partijen worden verboden, ook de Christelijk-Historische Unie (CHU) waarvan Wagenaar senior een prominent lid is. Hij is directeur van De Nederlander, de partijkrant. Daarnaast vertegenwoordigt hij de partij in de Haagse gemeenteraad en in de provinciale staten van Zuid-Holland. Op die dertigste juni 1941 valt de SD het bureau van De Nederlander binnen en neemt de administratie van de CHU, die daar wordt bewaard, in beslag. Wagenaar wordt in Geiselhaft genomen en naar Schoorl overgebracht, samen met circa negentig andere politici, vrijwel allen kaderleden van de Anti-Revolutionaire Partij en het Christelijk Nationaal Vakverbond. Beide organisaties, gereformeerd van snit, weigeren de huik naar de nationaalsocialistische wind te laten hangen. In Wagenaars CHU is echter van een verzetsgeest amper sprake. Nadat leider Tilanus in oktober 1940 als ‘Indisch gijzelaar’ naar Buchenwald is getransporteerd, is de partij snel ineengezakt. Het verbod, driekwart jaar later, is eigenlijk overbodig – en het interneren van Wagenaar maar moeilijk te begrijpen. Noch van de partij noch van hem is een deutschfeindlich parool uitgegaan.
    Van de groep van negentig gijzelaars die sinds 30 juni 1941 in kamp Schoorl zit, wordt op 20 augustus 1941 meer dan de helft vrijgelaten. Negenendertig gijzelaars, onder wie Wagenaar, gaan naar Buchenwald en worden daar toegevoegd aan het contingent Indische gijzelaars. Willem mag er ‘zijn’ krant, De Nederlander, gewoon ontvangen. Zijn vrouw, Annie, plaatst in de advertentierubriek regelmatig berichten, zoals op 29 september 1941:



Het bedoelde gezamenlijke bezoek in Scheveningen is aan zoon Wim (‘boy’) gebracht, die in het Oranjehotel op zijn proces wacht. Met de 'meisjes' worden zijn twee jongere zussen bedoeld, Tiny en Hannie. Wims brief zal Buchenwald enkele dagen later bereiken, begin oktober 1941. ‘Hoffen und beten wir Weihnachten alle 5 zu Hause feiern zu dürfen!’ schrijft hij vol goede moed aan zijn vader.
    Zes weken later worden de Indische gijzelaars naar Nederland overgebracht. ‘Ich bin so dankbar wieder in der Heimat zu sein,’ schrijft Wagenaar op 17 november 1941 in zijn eerste brief vanuit zijn nieuwe onderkomen, het grootseminarie in Haaren, om eraan toe te voegen: ‘sei es leider noch nicht in Freiheit.’ Hiertoe richt Annie, zijn vrouw, een verzoekschrift aan Wehrmachtsbefehlshaber Christiansen. Nooit heeft haar man zich in anti-Duits zin uitgelaten of gedragen, betoogt ze. Jarenlang heeft hij in Hamburg gewerkt en daar talrijke Duitse vrienden gemaakt. Waarom is hij, als volbloed CHU’er, samen met al die antirevolutionairen opgepakt? Is er soms sprake van persoonsverwisseling?
    Het verzoekschrift sorteert geen effect: Wagenaar moet in Haaren blijven. Zijn gedachten zijn voortdurend in een andere gevangenis: het Scheveningse Oranjehotel, waar zoon Wim nog altijd vastzit. Wagenaar deelt zijn vaderlijke zorgen met medegijzelaar mr J.C. baron Baud, particulier secretaris van prinses Juliana. Bauds oudste zoon, Jean, is ook bij de Stijkelgroep betrokken geweest en is op dezelfde dag, 10 april 1941, als Wim Wagenaar opgepakt. Bauds zorgen zijn nóg groter: hij heeft taal noch teken meer over zijn zoon vernomen.
    Eind maart 1942 worden Wim Wagenaar, Jean Baud en de andere 43 gearresteerde leden van de Stijkelgroep naar Berlijn overgebracht. Een halfjaar later, september 1942, worden ze ter dood veroordeeld. Dan is Wagenaar senior inmiddels vrij man. Eind juli 1942 is hij ontslagen uit kamp ‘Beekvliet’ in Sint-Michielsgestel, waarnaar de Indische gijzelaars begin mei zijn verhuisd. Weer op vrije voeten is Wagenaar echter hetzelfde lot beschoren als de nog steeds in gijzeling zittende baron Baud: hij hoort niets meer over zijn zoon. Tot september 1943, wanneer hij via-via moet vernemen dat Wim drie maanden eerder is geëxecuteerd. Weer later krijgt Wagenaar, door toedoen van de Zweedse consul, de lijst met voltrokken doodvonnissen in handen. Er staan 32 namen op; één van de Stijkelgroepleden is in de gevangenis overleden, zes hebben gratie gekregen, onder wie Jean Baud. Wagenaar stelt de families van de slachtoffers persoonlijk op de hoogte: hij bezoekt ze allemaal. Meteen na de bevrijding stelt hij alles in het werk om de stoffelijke overschotten, die begraven liggen in de Russische sector van Berlijn, naar Nederland over te brengen. Dit lukt pas twee jaar later. Op 1 augustus 1947, na een herdenkingsdienst in de Haagse Grote Kerk, krijgen de leden van de Stijkelgroep hun laatste rustplaats op de begraafplaats Westduin. Onder hen is ook Jean Baud, die in juli 1944 in tuchthuis Sonnenburg is overleden.

Bronnen
Particuliere collectie W. Wagenaar
K. Zwart, De Stijkelgroep en de herdenkingscultuur na de tweede wereldoorlog

> Paul Fornerod, de man met het bruine koffertje
> Jo Juda, violist in voortdurende spanning
> Anton Constandse, vrijdenker in gevangenschap
> Cor Pijl en zwarte zaterdag 15 augustus 1942
> De vijftien doden van 16 oktober 1942: het verhaal van gijzelaar Hein Vrind
Bak schrijft !     |     Historicus, schrijver en redacteur Peter Bak